Plato en Aristoteles
Vooraf
Misschien, of zelfs waarschijnlijk, hebben jullie het al
gehoord dat ik besloten
heb om lid te worden van de Rooms-Katholieke kerk. Het is een
beslissing die,
zo blijkt achteraf, voor maar weinig mensen als een verrassing komt.
Maar het
blijft toch een beslissing die voor mijzelf heel diep gaat. En daarmee
raak je
dan meteen aan wat geloof is. Voor mij is het niet iets dat te
beredeneren
valt, laat staan te bewijzen. Jullie zullen
je dan
vervolgens afvragen waarom ik dan theologie ben gaan studeren. Ik denk
juist
daarom; omdat God niet te verklaren is en niet te bewijzen is is het zo
boeiend
om je er in te verdiepen. Het is ook een ontdekkingsreis door je eigen
ik en
door de wereld rondom je. Een tweede reden voor deze studie is dat ik
denk
daardoor in de volgende fase van mijn leven zinvol bezig kan zijn
binnen de
samenleving. Ik denk voor mij mezelf dat deze tweede reden volkomen
ondergeschikt is aan de eerste reden.
De toetreding tot de Rooms-Katholieke kerk zal geschieden
door de
toediening van het heilig sacrament van het
Vormsel.
Dit is voor de protestanten onder ons te vergelijken met het doen van
de
belijdenis van het geloof. Het Vormsel zal ik ontvangen op 30 maart tijdens de viering van de Paaswake.
Ik wil jullie van harte uitnodigen hierbij aanwezig te zijn. Ik kan me
echter
ook voorstellen dat iemand om principiële redenen of om technische
redenen deze
viering niet kan meemaken. Ik hoop dat je dan toch even in gedachten
bij mij
wilt zijn.
Aart,
maart 2002
Geschiedenis
Als je als kind geboren wordt dan is vooraf niet aan je
gevraagd waar en bij
wie je geboren wilt worden. Zo ben ik als kind van
Het huis waar ik ben opgegroeid lag aan de Menneweg. In die
tijd was het
een stille, doodlopende, weg aan de rand van het dorp Sassenheim. Voor
en
achter het huis lagen weilanden en vanuit het dorp de straat verder
aflopend
had je nog vier huizen en een boerderij en dan weer weilanden tot aan
de
Kagerplassen. De bewoners van dit deel van de staat waren gemengd wat
betreft
hun geloof. Er woonden twee grote Gereformeerde gezinnen, de Vries en
Smit, en
ook twee grote Rooms-Katholieke gezinnen, van der Geest en Reeuwijk,
maar die
hadden allemaal kinderen die al jaren ouder waren dan ik en waar dus
niet mee
werd gespeeld. Wanneer Dirk en ik buiten speelden was dat meestal met
Wim
Slootweg en soms met de kinderen van
Mijn eerste tiental levensjaren kan ik misschien kenmerken
als enerzijds
heel beschermd en aan de andere kant ook heel open. Het waren de jaren
vijftig
van de vorige eeuw. Televisie bestond er nauwelijks en de radio was
vooral een
informatiebron die heel selectief gebruikt werd, voornamelijk voor het
nieuws.
Het waren ook de nadagen van de verzuiling. Boodschappen deed je, als
het
mogelijk was, bij een middenstander van je eigen kerkgenootschap. Dat
lag in
Sassenheim wat moeilijk want alle melkboeren (van Rijn) en slagers (van
der
Meij en Scholten) waren Rooms-Katholiek. Niet dat dit ooit problemen
heeft
gegeven, dat was gewoon zo en iedereen had er vrede mee. Alleen onze
bakker was
van de Gereformeerde kerk en kwam met de bakfiets aan huis totdat de
broodsanering hierin verandering bracht. Kortom, het was een wereld
waarin
alles nog heel duidelijk was, waarin ieder zijn plaats wist en zijn
burgerlijke
klasse, arbeider of baas, als een natuurlijk gegeven aanvaardde. Een
wereld ook
waarin iedereen min of meer vrede had met zijn positie. Maar mijn vader
en
moeder hebben er altijd naar gestreefd hebben om het hoogst bereikbare
voor hun
kinderen mogelijk te maken. Zij hebben ons, Gerda, Dirk en ik, zoveel
mogelijk
vrijheid gelaten om ons zelf te ontwikkelen, ook al wilden zij het
graag zoveel
mogelijk (bij)sturen.
De lagere school is een heel leuke tijd geweest. Ik was in
deze tijd
leerling van "De School met den Bijbel" zoals er in de gevelsteen
boven de voordeur stond. Nog steeds dus gewoon Gereformeerd. Wat mij
achteraf
vooral is bijgebleven zijn de geschiedenislessen. Deze waren, zachtjes
gezegd,
zeer gekleurd. De nadruk in deze lessen lag toch voor een groot deel op
de
tachtigjarige oorlog. De rol van Willem van Nassau en met hem in zijn
kielzog
de protestanten werd breed uitgemeten. De Rooms-Katholieken in die tijd
werden
vooral afgeschilderd als verraders en sympathisanten van de
Spanjaarden.
Achteraf gezien een wel erg eenzijdige kijk op de geschiedenis van
Nederland.
Daarna kwam de middelbare school, in mijn geval het
Christelijk Lyceum in
Leiden. Op zich was dat niet eens zo'n geloofsschok, ik bleef immers
binnen de
protestantse wereld. Weliswaar zat je nu met Hervormden en
Gereformeerden samen
in een klas maar van deze verschillen was niets te merken. Het eerste
jaar werd
het godsdienstonderwijs door dominee Alma gegeven. Meer dan een wat
uitgebreidere
en meer objectieve manier dan wat ik op
de lagere school gehoord had was dit niet. Dat kwam pas in het tweede
jaar met
de lessen van dominee Kuiper, die overigens een van onze
dorpspredikanten was.
Zijn lessen op school stonden voor mijn gevoel vaak lijnrecht op de
preken die
hij op zondag in de kerk hield. Zo was hij de eerste die, voor mij op
dat
moment tenminste, openlijk de schepping van de wereld in letterlijk
zes dagen
betwijfelde en het als een verhaal uitlegde dat je moet lezen om
misschien iets
van Gods bedoeling met deze wereld te begrijpen. Voor mij als
dorpsjongetje
die nog steeds rotsvast in de verhalen van de kinderbijbel geloofde was
dit een
hele schok. Voor het eerst werd er gevraagd om over je eigen geloof na
te
denken, en een eigen mening te vormen. Dat was in het begin best
verwarrend,
maar nu ben ik hem eeuwig dankbaar dat hij de eerste is geweest die
geloven en
het er over denken heeft gestart. De laatste twee jaren was dominee
Kret onze
godsdienstleraar. Hij liet ons als leerlingen wel een bepaalde vrijheid
om er
een mening op na te houden maar had toch heel duidelijke grenzen wat
betreft je
wel en niet mocht zeggen. Een voorbeeld hiervan is een soort
eindscriptie die
we in het laatste jaar moesten schrijven. Iemand wilde iets schrijven
over hoe
hij de relatie tussen Jezus en het communisme zag. Dit werd door Kret
verboden
als zijnde niet christelijk. Toen heeft de hele klas geweigerd een
werkstuk in
te leveren. Uiteindelijk heeft de schoolleiding besloten om dan
iedereen maar
een zes voor godsdienst op de eindlijst te geven. Je bent tenslotte een
christelijke school en dan kan je niet een hele klas met een
onvoldoende voor
godsdienst van school af sturen. Misschien lijkt het een beetje
overdreven om
hier zoveel aandacht aan te geven, maar ik doe dit om aan te geven dat
intussen
de jaren zestig van de vorige eeuw waren aangebroken. Het is het
decennium dat
er op veel gebied gebroken werd met het verleden. Het was vooral een
tijd van
je afzetten tegen de gevestigde orde, bij de een was dit heel radicaal,
zoals
bij de studentenopstanden, anderen, zoals ik waarschijnlijk, waren
meer toeschouwer
vanaf de zijlijn. Maar hoe dan ook, actief of passief, je maakte deel
uit van
een verandering. Iedere jongere had toch wel iets van de "flower
power" in zich.
Kerkelijk liep ik nog steeds in het gareel. Ik was een trouw
bezoeker van
de catechisatie. Het eerste jaar was uitgesproken saai. Het was niet
meer en
niet minder dan het botweg uit je hoofd leren van de Heidelbergse
cathechismus.
Dit jaar was bij dominee van der Berg, een schat van een mens maar
vreselijk
saai. De volgende twee jaren waren bij dominee Kuiper. Hij had de
Heidelbergse
catechismus als "studiestof" afgeschaft en vervangen door een zelf
geschreven meer eigentijds boekje dat veel meer mogelijkheden voor
discussie
had. Het was een goed boekje maar niet gemakkelijk en werd onder ons
vanwege de
kleur van de omslag als de groene verschrikking aangeduid.
Daarna kwam de catechisatie voor de werkende jongeren die
doordeweeks een
cursus volgden op de zaterdagavond bij dominee te Winkel. Dit waren
heel leuke
uren. Er werd niet gesproken volgens het schema van een tevoren
bepaald
boekje. Iedere avond ging het gesprek over een actueel thema waarbij
iedereen
een eigen inbreng had. Om een paar voorbeelden te noemen: mag sex voor
het
huwelijk (toen een heel actueel thema) en wat is de betekenis van
Israël binnen
ons geloof. Het waren vaak heel boeiende uren waarin je je eigen mening
kwijt
kon en ook je twijfel en ik denk dat deze bijeenkomsten veel aan mijn
geloofsvorming hebben bijgedragen.
De volgende fase is de militaire diensttijd geweest. Doordat
ik kok was in
het leger van onze majesteit was ik niet in staat om de, toen nog
verplichtte,
catechisatie te volgen bij de geestelijk verzorger (wat een woord) van
de
eigen kerkgemeenschap. Het keukenpersoneel werd min of meer op basis
van
vrijwilligheid beurtelings verwacht bij de protestantse legerpredikant
en de
Rooms-Katholieke aalmoezenier. Beiden waren erg aardige mensen bij wie
het geen
straf was om er een uurtje te zijn. Ook deze gesprekken gingen meestal
over
actuele zaken. Het verschil in geloofsrichting tussen de aalmoezenier
en de
predikant was voor ons niet te zien. Beiden vertelden hetzelfde op een
min of
meer dezelfde manier.
Het slot van de geloofsopvoeding werd gevormd door de
belijdeniscatechisatie,
ook nu weer bij dominee van der Berg. En ook nu weer werd de
Heidelbergse
Catechismus grondig doorgenomen. Inzicht of eigen mening waren niet aan
de
orde. Het enige waar het op aan kwam was om zoveel mogelijk uit het
hoofd te
leren. Het jaar werd afgesloten met een soort examen. Twee streng
kijkende
ouderlingen, in het 's zondagse pak gekleed, stelden vragen waarop je
dan zo
letterlijk mogelijk het antwoord moest geven. Als je dat tot
tevredenheid van
de heren had volbracht werd je toegelaten tot het doen van de
belijdenis van
het geloof.
En toen kwam de twijfel. De belijdenis van het geloof werd
in die tijd
afgelegd op grond van een drietal geschriften, de al eerder genoemde
Heidelbergse Cathechismus, de Twaalf Artikelen van het Geloof (de
Nederlandse
geloofsbelijdenis) en de Dordse leerregels (misschien heeft dit
geschrift wel
een andere officiële naam). De eerste twee waren geen onbekende voor
ons maar
van de laatste had nog nooit iemand gehoord en ik betwijfel of iemand
van ons
deze ooit achteraf heeft gelezen. Maar wij hoefden ons daar geen zorgen
om te
maken, dat zat wel goed. Toch heeft dit een heel onbevredigend gevoel
gegeven.
Je belooft, ten overstaan van een hele gemeente, iets, en je weet niet
eens
wat je belooft. Ik denk dat in die tijd niet zozeer het geloof bij mij
is
weggezakt als wel het vertrouwen in een
(Gereformeerde) kerkelijke instantie.
In 1973 ben ik met Coby getrouwd en bij het huwelijk
overgegaan naar de
Nederlands Hervormde kerk. Op zich was dat geen schokkende gebeurtenis.
Immers
zowel op de middelbare school als tijdens de militaire dienst was de
blik al
over de grenzen van het eigen kerkgenootschap heengegaan en had ik
gezien dat
er veel meer overeenkomsten dan verschillen zijn tussen de
verschillende
richtingen binnen het christelijk geloof.
Het eerste halfjaar van ons huwelijk hebben wij in Katwijk
gewoond. Onze
eerste kerkgang daar was een hele belevenis. Wij wisten dat Hervormd
Katwijk nou
niet bepaald als vooruitstrevend bekend staat en kozen dus voor een
jongerendienst. Iets voor de aanvang (veel te laat dus) stapten wij
gekleed in
spijkerbroek en trui (helemaal fout dus) de overvolle kerk binnen met
het rode
Liedboek van de Kerken, een huwelijkscadeau, in de hand (dit was
mogelijk nog
fouter). Wij werden aangestaard als een stel melaatsen in de tijd van
Jezus. We
hebben het overleefd en anderhalf uur lang een kerkdienst meegemaakt
waarvan
we dachten dat zoiets al heel lang uitgestorven was. We zijn er nooit
meer
terug geweest.
In 1974 zijn we in de Merenwijk in Leiden gaan wonen. De
eerste maanden
daar is er van kerkbezoek niets gekomen. Je bent dan nog druk bezig met
het
wennen aan de situatie van een eigen huis. Bovendien kwam er bijna elk
weekeinde wel iemand langs om ons nieuwe huis te bewonderen. Maar na
een paar
maanden bekruipt je dan toch het gevoel dat een zondag zonder kerkgang
best wel
eens prettig is maar niet voor altijd. Dus op een goede zondag gingen
we ter kerke in de wijk. De naam kerk
moest je
op dat moment wel heel ruim nemen. De diensten werden gehouden in de
aula van
een basisschool in de wijk. Zo'n dertig tot veertig mensen woonden de
viering
op klapstoeltjes bij. Het was onze eerste kennismaking met de oecumene
in de
Merenwijk en dat viel niet mee. Ongeveer alles wat fout kan gaan
tijdens een
viering ging ook fout. Het was waarschijnlijk niet voor niets dat
pastor Jan
van Well na afloop tegen ons zei: "Het was niet perfect vandaag maar ik
wil toch zeggen, hopelijk tot ziens". Met enig horten en stoten zijn we
ons steeds meer thuis gaan voelen binnen de Oecuminische
Geloofsgemeenschap van
de Merenwijk. Het is een proces dat nog steeds doorgaat, van het
luisteren
naar elkaar, het proberen te begrijpen van elkaars achtergrond en
traditie, het
kijken naar je eigen verleden en proberen te ontdekken wat waardevol is
gebleven en wat je best kan missen. Geleidelijk aan zijn we ook steeds actiever binnen het kerkelijk gebeuren
geworden, beginnend met de crèche, kindernevendienst, koor en in mijn
geval
uitmondend in de AKM (het kerkbestuur) en de liturgische werkgroep. Om
in het
laatste zo goed mogelijk te functioneren heb ik de Pastorale School van
het
Bisdom Rotterdam gevolgd, een heel goede opleiding waarin ik ook iets
van het
Roomse "vakjargon" geleerd heb, maar waar ik vooral geleerd heb dat
de overeenkomsten veel groter en wezenlijker zijn dan de verschillen.
Dit is in het kort mijn godsdienstige achtergrond tot het
moment dat ik in
september 2001 theologie ging studeren aan de Katholieke Theologische
Universiteit in Utrecht. Het klinkt misschien heel gek maar de keuze
voor deze
opleiding had voor een deel een
praktische reden. In de protestantse variant zou ik eerst de talen
Grieks, Latijn
en Hebreeuws moeten doen om tot de opleiding te worden toegelaten. Dan
volgt
er een academische opleiding met daarna een kerkelijke opleiding. In
Utrecht
is de opleiding integraal. De talen worden samen met de andere vakken
in de
eerste twee jaren gegeven en het meer praktische deel van de opleiding
begint
meer geleidelijk in het theoretische deel. Bovendien is het in Utrecht
mogelijk
om een verkorte doctoraal opleiding te doen en dat scheelt toch ook
weer een
paar jaar. Dit is een reden die meegespeeld heeft bij de keuze voor
Utrecht.
Een tweede, en ik denk een belangrijkere, reden om voor
Utrecht te kiezen
is dat ik in mijn geloofsbeleving steeds meer naar de kant van de
Rooms-Katholieke kerk ben opgeschoven. Dit is een proces dat heel
geleidelijk
gegaan is en dat voor een groot deel ook onbewust gebeurd is.
Natuurlijk zijn
er achteraf momenten aan te wijzen die hiervoor medebepalend zijn
geweest,
zoals het actief meedoen binnen onze oecumenische geloofsgemeenschap en
het volgen
van de Pastorale School.
Wat uiteindelijk de reden voor deze keuze geweest is zal
misschien nooit
helemaal duidelijk worden, ik voel me ontzettend thuis in deze
opleiding en dat
is het belangrijkste.
Gesprekken
De studie in Utrecht is verdeeld in een aantal vormen van
opleiding, zoals
voltijd en deeltijd, verkort en gewoon. Ik zit in het groepje voltijd
verkort.
Dit zijn mensen die al een eerdere opleiding hebben gevolgd en op
latere
leeftijd alsnog voor een studie theologie hebben gekozen. We vormen een
heel
hecht stel met elkaar en ik denk dat het komt omdat iedereen heel
bewust voor
deze studie gekozen heeft. De gemiddelde leeftijd van negental schat ik
op
ongeveer 45 jaar. Het is heel leuk dat wij bij een aantal vakken
gezelschap
hebben van vier jongens die het wetenschappelijk deel van de
priesteropleiding
met ons volgen. Eén van hen, Peter, was de eerste die een denkproces
op gang
bracht. Al vrij snel kwam tussen hem en mij een gesprekje op gang over
de
(on)mogelijkheid van het protestants zijn en het uitoefenen van een
religieus
beroep na een Rooms-Katholieke opleiding.
Ongeveer eind november kwam tijdens het collegeuur werkgroep
1e-jaars
het gesprek op het onderwerp wat je verwachtingen zijn met deze
opleiding. Er
zijn drie richtingen waarin je kunt afstuderen, theologie en
samenleving,
theologie en catechese en theologie en pastoraat. De laatste richting,
theologie en pastoraat, lijkt mij de meest aantrekkelijke. Deze
richting leidt
op tot pastoraal werker. Het is mogelijk om met deze RK opleiding
binnen de
protestantse kerken te werken. Als voorwaarde daarvoor geldt dan echter
wel dat
je enige specifiek protestantse aanvullende vakken moet volgen. Hiermee
is al
snel een nieuw studiejaar gevuld. Wil je een benoeming als pastoraal
werker
vanuit het bisdom hebben dan is in 99% van de gevallen een vereiste dat
je
Rooms-Katholiek bent. Het probleem is dus duidelijk. Wat doe je? Blijf
je
hervormd of wordt je katholiek? Het lijkt misschien dat mijn voorgaande
betoog
de indruk wekt dat het voor mij geen wezenlijke verandering zal zijn
onder welk
etiket ik verder door het leven ga, maar toch, het is en blijft een
keuze
waarbij het prettig is om je door anderen gesteund te weten. Of juist
dat
anderen deze keuze helemaal afwijzen en dat is dan een reden om er nog
eens
goed over na te denken.
Coby.
De eerste met wie ik hierover gesproken heb is Coby. Dit is
vanzelfsprekend
niet een eenmalig gesprek geweest, het is een constante reeks van met
elkaar
praten. Wat mij het meest verbaasde is dat zij zich niet verbaasde en
het min
of meer als een natuurlijke ontwikkeling van mijn geloof zag. Ergens
is dit
een reactie die mij in verwarring brengt. Waarom heeft zij dit wel min
of meer
aan zien komen en ik niet? Maar ja, het gebeurt wel vaker dat Coby mij
beter
kent dan ik mijzelf.
Hans Evers.
John Boon.
Jaap van der Bie
Jaap is de Rooms-Katholieke priester van onze
geloofsgemeenschap. Van hem
zal ik het sacrament van het Vormsel ontvangen. We hebben elkaar al
een keer
thuis gesproken en hij heeft ook een keer John tijdens een gesprek op
een
voorbereidingsavond vervangen. Hij vindt het belangrijk om samen een
keer over
de specifiek Roms-Katholieke zaken te praten.
We spreken elkaar op vrijdag 8 maart. Het gesprek gaat over
het waarom van
de overgang, welke plaats hebben de sacramenten binnen je leven, hoe
zie je de
eigen verhouding tot bisschop en paus en andere onderwerpen. Achteraf
besef ik
dat er twee onderwerpen zijn waar we
maar heel kort over gesproken hebben. Het zijn nu juist de
twee dingen die me, vooral van protestantse
zijde, vaak gevraagd worden: de plaats van Maria binnen je geloof en de
heiligenverering. Dat is jammer maar ik denk dat er nog genoeg
gelegenheden
komen om hier samen, of samen met anderen, uitgebreider over te praten.
Ik denk
dat ik binnen mijn eigen geloofsbeleving Maria en de heiligen wel kan
plaatsen,
maar of dat helemaal overeenstemt met de kerkelijke leer weet ik niet.
Besluit
Uit het voorgaande zal duidelijk zijn dat ik het besluit heb
genomen om
katholiek te worden. En met katholiek bedoel ik dan Rooms-Katholiek. Je
kunt
natuurlijk zeggen dat iedereen katholiek is omdat het woord op zich
"algemeen" betekent. Natuurlijk zal ieder die zich christen noemt er
naar streven dat er uiteindelijk weer één algemene christelijke kerk
zal zijn
maar voor het zover is zullen we ons moeten behelpen met al die vormen
van
kerkzijn waarmee we nu leven. Op zich vind ik dat geen probleem, want
als je
van elkaar accepteert dat ieder mens in het gewone dagelijks leven
zichzelf
moet zijn met zijn eigen gewoontes, dan moet het ook mogelijk zijn dat
iedereen
in God gelooft op de manier die het beste bij hem of haar past.
Het is heel moeilijk om mijn keuze voor deze overgang
duidelijk te maken,
ook voor mijzelf. Het is niet zoiets als kiezen tussen spruitjes en
worteltjes,
allebei zijn ze even gezond maar je kunt niet rationeel aangeven waarom
je voor
het een of voor het ander kiest. Ik hoop dat jullie mij deze
platvloerse
vergelijking willen vergeven maar ik weet zo snel geen andere
vergelijking te
verzinnen.
Natuurlijk heb ik geprobeerd de plussen en de minnen van
beide manieren van
kerkzijn naast elkaar te zetten en met elkaar te vergelijken. Dat
werkt niet.
Dat kan je doen bij de aanschaf van een wasmachine of een auto, maar
in dit
geval gaat een dergelijke koele berekening niet op. Het is een keuze
die je ten
diepste van binnenuit maakt en die niet verstandelijk te verklaren is.
Het grappige in dit geval is dat mijn, inmiddels overleden,
schoonmoeder
dit al meer dan twintig jaar geleden voorspeld heeft. Aart wordt Rooms
sprak
zij toen al stellig. Hoe zij dit, lang voordat de gedachte zelfs maar
bij mij
opkwam, heeft aangevoeld zal altijd een raadsel blijven.
Wat ik hier ook wil noemen is een preek van Jan van Well, de
eerste pastoor
van onze geloofsgemeenschap. Het ging over de weg door het leven die
iedereen
maakt. Je gaat op reis met een rugzak die gevuld is met wat je van huis
uit
hebt meegekregen. Dat is in de meeste gevallen een gewicht dat goed te
dragen
is. Maar gaandeweg op het pad van het leven kom je van alles tegen. Er
zijn
zaken bij die je niet interesseren maar er zijn ook heel veel dingen
die je
oppakt en meeneemt in je rugzak. Je bagage wordt zo ongemerkt steeds
voller.
Wat je meeneemt kan van alles zijn. Het kan heel vrolijk zijn, dingen
die je
blij maken, maar er komt ook heel veel verdriet in je rugzak terecht.
Bij
sommigen kan het zelfs zoveel worden dat zij daardoor niet meer verder
kunnen
gaan. Bij mij is me dat wat betreft mijn werk overkomen. En op de een
of andere
reden is dat voor mij een punt geweest om op het pad van mijn leven een
moment
van rust te nemen en om figuurlijk even aan de kant op een bankje te
gaan zitten.
Daar zat ik dan en keek naar mijn rugzak die ik bij me
droeg. Echt overvol
was die nog niet maar toch had ik het gevoel dat er overbodige dingen
in zaten.
Dingen die ik al jaren met me mee droeg maar die niet (meer) van belang
zijn
voor mijn leven nu. Dingen die ik denk ik wel kan missen tijdens de
rest van de
levensreis. Maar er zijn ook dingen waarvan ik denk dat ze onmisbaar
zijn om
verder te kunnen gaan. Coby, de kinderen Marieke en Irene, de hele
familie en
alle mensen om mij heen zijn voor mij een levensnoodzaak. Ook de bijbel
heb ik
weer in mijn rugzak terug gedaan. Je zult nu misschien vragen: "Wat heb
je
gedaan met de spullen die je niet meer met je meeneemt?". Ik heb deze
dingen niet met het afval weggegooid. Daar heb ik nu een heel mooie,
geestelijke, vitrinekast voor. Daarin worden onder meer de Heidelbergse
Catechismus bewaard en de zegenbede in
de oude berijming van Psalm 134 "Dat 's Heeren zegen op u daal'".
Kortom alles uit het verleden dat voor mij waardevol is dat neem ik
gewoon met
mij mee of staat anders gewoon voor het grijpen.
Maar goed, ik denk dat jullie na het voorgaande betoog op
een antwoord
zitten te wachten op de vraag: "Waarom ga je over van de Hervormde kerk
naar de Rooms-Katholieke kerk?". Een vraag die je me mag stellen en
zelfs
moet stellen. Ik zal proberen op deze vraag een antwoord te geven al
weet ik al
bij voorbaat dat dit antwoord gebrekkig zal zijn omdat het zo
ontzettend
moeilijk of bijna onmogelijk is om in mensentaal uit te drukken is wat
geloof
voor je persoonlijk betekent. Ik zal het proberen.
In de eerste plaats wil in de twee begrippen, geloof en
kerk, voor het
gemak even van elkaar scheiden hoewel ik weet dat zij alles met elkaar
te maken
hebben. Geloof is in de eerste plaats je eigen relatie met God. Dit is
voor mij
een relatie die constant in beweging is. Het is een constant zoeken.
Wat
gisteren een zekerheid leek kan morgen in twijfel omslaan en ook
omgekeerd kan
dit ook het geval zijn. De relatie met God heeft voor mij twee kanten.
Er is
mijn zoeken naar God, waarbij ik mij probeer een Godsbeeld voor te
stellen. Ik
weet dat daarbij iedere menselijke voorstelling van God tekort schiet.
God is
niet in menselijke termen te vatten. God is, ik denk gelukkig maar,
niet te
bewijzen, alleen maar te geloven. De andere kant van de relatie met
God is die
van het beeld van God in de mens. Ik denk dat dit deel van de relatie
veel
belangrijker is. Niet het beredeneren van zus en zo en dus moet God wel
bestaan, maar van binnenuit beseffen dat God op de een of andere manier
in je
komt en jou heeft opgezocht in plaats van andersom.
Ik besef dat ik tot hier nog steeds geen duidelijk antwoord
heb gegeven op
de vraag naar het waarom van mijn keuze voor de Rooms-Katholieke kerk.
Ik zal
het proberen uit te leggen. Het heeft alles te maken met de afbeelding
op de omslag.
Plato en Aristoteles, twee filosofen uit de oude Griekse wereld die,
hoewel
beiden niets over God en geloof geschreven hebben, tot op de dag van
vandaag
een enorme invloed hebben op de manier waarop wij over God denken en
dus op de
manier waarop wij geloven. Plato gaat er van uit dat er een volmaakt
iets moet
zijn waarvan alles wat bestaat een min of meer gebrekkige afspiegeling
op aarde
is, ook de mens en het menselijk handelen. Aristoteles begint met
kijken naar
de dingen en mensen om hem heen en gaat zo op zoek naar een oorsprong
van alles
wat bestaat. Gevoelsmatig geeft dit een beetje weer zoals ik het
verschil
aanvoel tussen de Protestantse manier van geloven en de
Rooms-Katholieke
manier. Zwart-wit gezegd: de Protestanten gaan de bijbel bestuderen en
komen
dan bij God uit, terwijl de Roomsen vanuit God de bijbel gaan
bestuderen. Ik
weet dat ik met deze kromme en manke stelling heel erg kort door de
bocht ga,
maar ik weet niets beters om mijn gevoel samen te vatten. Ik denk, en
ik hoop,
dat ik veel kritiek op deze uitspraak zal krijgen omdat er daardoor
goede
gesprekken kunnen ontstaan.
Andere dingen die bij mijn keuze meespelen zijn de grotere
plaats voor de
symboliek en de mystiek, de grotere rol van de sacramenten in het leven
en de
meer vanzelfsprekendheid van het geloof in de Rooms-Katholieke
traditie. Niet
alles hoeft tot in de kleinste details bewezen te worden, zoals soms in
de
protestantse kerken wel eens het geval is en men elkaar tot op de
letter van de
bijbel blijft bestrijden. Neem alleen maar het steeds voortdurende
touwtrekken
in het Samen op Weg proces waarbij de een steeds maar bezig is de ander
van
zijn gelijk te overtuigen. Ik besef natuurlijk dat de zaken hier veel
genuanceerder liggen dan dat ik hier doe voorkomen.
Tenslotte. In het voorgaande heb ik geprobeerd om uit te
leggen waarom ik
de overstap maak naar de Rooms-Katholieke kerk. Ik besef dat het
slechts een
poging is en dat ik misschien met dit schrijven meer vragen oproep dan
dat ik
antwoorden geef. Bij mijzelf is dat zeker het geval. Ik denk dat het
goed is
wanneer geloven steeds vragen bij je oproept. Dan moet je wel nadenken.
Het is
de manier om je geloof levend te houden. Ik hoop dat we, hoe
verschillende we
ons geloof ook beleven, elkaar en
onszelf vragen blijven stellen op zoek naar antwoorden die we in dit
leven
misschien nooit zullen vinden. Dat is voor mij geloven.