Project
960309
Uganda 1996
Vooraf
Het is ergens in het vroege voorjaar.
Donderdagavond, koorrepetitie dus. Weer thuis, ongeveer elf uur, ligt er een
vaag briefje van Florus op tafel. Philip heeft gebeld met de vraag of ik zin
heb om naar Uganda (?) te gaan om daar "iets" voor SIMAVI te doen.
Wat dat "iets" is valt uit deze mededeling niet op te maken, maar het
is nu te laat om Philip nog te bellen om te vragen wat de bedoeling is.
De volgende morgen brengt enige duidelijkheid. Op
de Intensive Care Heelkunde zijn twee beademingsapparaten vanwege hun leeftijd
afgeschreven. Ze werken echter nog perfect; zonde dus om weg te gooien. Philip
ziet, na zijn ervaring met de Aktie Kagando van vorig jaar, een tweede leven
voor deze apparaten in Uganda. Zomaar opsturen heeft geen zin, dan staan ze
waarschijnlijk over tien jaar nog ergens ongebruikt. Er zal dus iemand daar
naar toe moeten om die dingen te installeren en om instructies over het gebruik
te geven. Philip denkt dat ik, gezien het werk dat ik doe, best die
"iemand" kan zijn. Ja, wat doe je dan? Gelukkig is alles nog in een
heel pril stadium, er is nog niets definitief geregeld. Dus als ik nu ja zeg en
over een paar dagen of weken nee dan zal niemand mij daarvoor ophangen. Maar
waarom ja? Het is een uitdaging voor me. Ik besef dat alles daar anders zal
zijn dan wat ik hier gewend ben. Niets van de normale routine is daar te
verwachten. Maar ik denk dat het nuttig en de moeite waard zal zijn.
Om een beetje een idee te krijgen van Uganda
nodigt Philip me uit om een avondje langs te komen. Hij heeft erg veel
informatie over het land verzameld, vooral over de meest exotische enge ziekten
die je daar op kunt lopen. Van hem krijg ik ook de videoband mee die van het
verblijf van hem en Jan-Willem in Uganda is gemaakt. Het geeft een idee van de
gang van zaken in een ziekenhuis daar. Maar zij hebben ergens "op het
platteland" gezeten, en hoe is het in Kampala? Wat wel overkomt is een
positief beeld van het land.
Het plan begint steeds meer een vaste vorm aan te
nemen, dus wordt het tijd om kennis te gaan maken met de apparaten. Dat gebeurt
op 31 mei. Ze staan opgeslagen in een ruimte van de Technische Dienst van het
AZL. Bij het uitproberen blijkt alles perfect te werken. De feloranje gekleurde
stickers met de vermelding afgekeurd kunnen dus verwijderd worden. Alleen
worden de elektronische flowmeters vervangen door mechanische exemplaren omdat
die veel minder gevoelig zijn voor storingen. Ook wordt daar bij de firma
Dräger een Engelstalige handleiding van de apparaten geregeld. Met Nederlands
of Duits kunnen ze in Uganda waarschijnlijk niet uit de voeten.
Buiten de twee beademingsapparaten heeft Philip
ook nog een vacuümpomp en een portable beademingsapparaat geritseld die ook mee
gaan. Dat moet geen probleem geven, tenminste als hiervan de handleidingen ook
boven water komen.
Op 13 juni wordt een bezoek gebracht aan SIMAVI in
Haarlem. Er wordt gesproken met Sierk Keuning en Bas de Groot over wat er moet
gebeuren en hoe. Er worden wat technische vragen naar Uganda gefaxt zoals; de
netspanning, het type stekker, het al of niet aanwezig zijn van zuurstof en
perslucht in de operatiekamer. Aan het einde van het bezoek is er al een ticket
bij het reisbureau geregeld. Over efficiënt werken gesproken. Het is nu dus
zeker, ik ga.
27 Juni worden de spullen ingepakt. Er is een
grote, kartonnen, krat geregeld. Samen met Philip en Jan-Willem worden de
apparaten zoveel mogelijk gedemonteerd om minder ruimte in te nemen. Het is
goed om dit zelf te doen omdat ze over een poosje weer in omgekeerde volgorde
moeten worden opgebouwd. Als vulmateriaal dient een bonte mengeling van
allerhande spullen die in een ziekenhuis gebruikt worden, zoals spuiten,
catheters, handschoenen, enz. Om het vuleffect te versterken wordt het meeste
van deze spullen los in de krat gestort. Wanneer het deksel, ook van karton, er
op moet blijkt de krat wel erg vol te zitten. Jan-Willem moet er bovenop zitten
terwijl Philip en ik het timmerwerk doen. Het resultaat heeft toch iets van een
ballon weg, laten we dus maar hopen dat iedereen er voorzichtig mee omgaat want
anders staat er ergens iemand tot zijn of haar knieën in de medische
disposables.
Gestaag komt de dag van het vertrek dichterbij en
begint het "Uganda-gevoel" een bepaalde vorm te krijgen, maar vraag
me niet wat dat nou precies is. Het is meer een aaneenschakeling van praktische
dingen, zoals de inentingen, het kopen van een degelijke koffer, het bij elkaar
zoeken en kopen van het gereedschap dat ik denk nodig te hebben, hoe zit het
met de kleding? Stukje bij beetje wordt zo de voorbereiding afgerond.
Op 13 augustus ligt alles voor de reis klaar op
het kantoor van SIMAVI in Haarlem. Coby gaat mee om de spullen op te halen
omdat zij het prettig vindt om de mensen te leren kennen die achter dit project
staan. Om elf uur zijn we er en praten met Sierk Keuning en Bas de Groot. Het
gaat over wat ik daar wel en wat niet kan verwachten. Aangeraden wordt om op
een vrije dag mee te gaan naar de sloppenwijken om daar echt het werk aan de
basis te zien. Er wordt mij ook gevraagd of ik er achter kan komen waar een
waterpomp is gebleven. Deze pomp is een aantal jaren geleden in Jinja, een stad
ten oosten van Kampala geplaatst maar bij gebrek aan water werkt deze niet. De
vraag is waar de pomp nu is. Na drie kwartier vertrekken we weer, voorzien van
balpennen, stickers en natuurlijk het ticket en 500 dollar.
Daarna gaan we nog een paar uurtjes het centrum in
want zo vaak komen we niet in Haarlem en maken we er een klein dagje uit van.
Donderdag komt er nog een verrassing van Marieke
en Irene; een boek over Uganda. Zij hebben er stad en land voor afgezocht en
uiteindelijk toch gevonden.
Zaterdag 17 augustus
Om half een vertrekken we op volle sterkte en
voorzien van 60 balpennen en 7 rollen pepermunt (het laatste van mijn moeder)
naar Schiphol. Marieke en Florus en Irene en Maurice gaan ook mee. Na het
inchecken is er nog even tijd om samen wat te drinken. Dat hadden we achteraf
best wat uitgebreider kunnen doen want het vliegtuig naar Londen heeft een uur
vertraging. Op zich is dat ook weer niet zo erg want dan is de wachttijd daar
wat korter. De vlucht naar Londen in een klein tweemotorig propellervliegtuig
verloopt vlot en kwart voor vier (plaatselijke tijd) landen we. Dan op zoek
naar het vertrekpunt van fase 2 van de reis. In de ruimte van "connecting
flights" bekijkt iemand mijn ticket. Hij vraagt me hem te volgen. Hij laat
me instappen in een grote bus waar ik moederziel alleen in zit, kruipt zelf
achter het stuur en brengt me in een paar minuten op de plaats van bestemming
aan de andere kant van het vliegveld. Daar begint het wachten. Je probeert de
tijd te doden met wat in de winkels te kijken, wat te lezen, wat te hangen.
Maar er is wel erg veel tijd te doden, zo`n zes uur. Na het eten even naar huis
gebeld. Het instappen voor de vlucht naar Entebbe gebeurt op tijd maar
uiteindelijk vertrekt het vliegtuig, een Boeing 747, toch nog een half uur te
laat. Als deze dag voorbij is vliegen we waarschijnlijk ergens boven Frankrijk.
Zondag 18 augustus
Zelden is een zondag zo vroeg begonnen, om 0.00
uur al, en meteen met een warme maaltijd. Dan proberen om toch nog wat te
slapen. Dat lukt voor geen millimeter. Op geen enkele manier is het mogelijk om
zo in de stoel te gaan zitten, liggen of hangen dat het comfortabel genoeg is
om in slaap te vallen. Er zit altijd wel iets klem. Bovendien is het geluid van
de motoren ook vrij sterk.
Wanneer het licht wordt is er beneden vaag iets te
zien. Het lijkt op woestijn met een grote rivier er in. Vliegen we boven het
dal van de Nijl? Vrij snel daarna komt er een dik pak wolken en is er niets
meer te zien.
Na het ontbijt wordt er een tussenlanding in
Nairobi gemaakt. Hier stapt het grootste deel van de passagiers uit. Na een uur
vertrekken we weer om weer een uur later in Entebbe te landen. De aanvliegroute
naar het vliegveld gaat over de stad Kampala. Goed is te zien hoe uitgestrekt
de stad is. Alleen in het centrum staan wat hoge gebouwen. Ook is van bovenaf
goed te zien dat op sommige plaatsen, vooral bij de inhammen, het water
helemaal is dichtgegroeid met waterhyacinten. Voor de vissers geeft dit een
probleem. Zij kunnen er niet meer met hun boten tussendoor en door deze
begroeiing worden ook de broedplaatsen van de jonge vis verstikt.
De controle op het vliegveld is serieus maar niet
overdreven streng of vervelend. Na het ophalen van de koffer valt in de
aankomsthal de man met in koeieletters mijn naam boven zijn hoofd direct op.
Het afhalen geeft dus geen problemen. Hij heeft een neefje meegenomen om mij op
te halen. Buiten staat de auto te wachten. Het is een soort jeep met een blauw
zwaailicht op het dak. Zou het een ambulance zijn? Achterin staan twee
dwarsgeplaatste banken en dat is wel erg weinig, maar een kleine verbandtrommel
aan de wand doet toch vermoeden dat dit voertuig iets met ziekenvervoer te
maken heeft. De voorruit zit vol grote barsten. Deze zijn afgeplakt met
stickers van de United Insurance Company. Waar een autoverzekering al niet goed
voor is.
De weg van het vliegveld naar Kampala is soms
redelijk maar meestal erbarmelijk slecht. Er wordt wel aan gewerkt, maar dat
gebeurt met zulke kleine stukjes tegelijk dat het nog wel heel lang zal duren
voordat alles klaar is. De rijstijl van de Ugandezen is chaotisch. Officieel
wordt er links gereden, maar in de praktijk wordt de hele weg gebruikt, ook al
om de kuilen te ontwijken. Het maakt toch wel een ontspannen indruk op mij en
je ziet ook weinig auto`s met deuken. Het zal dus meestal wel goed gaan.
Langs de weg is een bijna ononderbroken lint van
kleine winkeltjes en/of woninkjes. De oudere zijn ontzettend vervallen maar
hier en daar staat wat nieuwbouw en dat ziet er vaak verrassend fris en leuk
uit. Er is werkelijk van alles te koop. Groente, fruit en andere levensmiddelen
zijn in de meerderheid. Maar ook bankstellen, tuinhekken, regentonnen, enz.
staan langs de kant van de weg. Het meest bizarre zijn de winkeltjes met
doodskisten die hun waar, in alle maten en uitvoeringen, in de openlucht aan de
man proberen te brengen.
Ik logeer in het Namirembe Guest House van de
Church of Uganda. Het bestaat uit een aantal gebouwen met gastenkamers,
variërend van een- tot en met negen-persoonskamers. Er zijn twee recepties, een
restaurant en zelfs een beautysalon. Het ligt tegen een heuvel aan de rand van
de stad. Tussen de bomen door kan je het centrum zien liggen. Dat het van de
kerk is zal je weten ook. Geen wand in het geheel of er hangt wel een
stichtelijke tekst tegen. Zelfs de lakens en het kussensloop zijn voorzien van
de blijde boodschap. Nee, oma hoeft niet bang te zijn dat ik hier het geloof
kwijt zal raken. De inrichting van het geheel is eenvoudig, maar redelijk
onderhouden en schoon.
De middag breng ik door met wat lezen, een beetje
rondlopen en wat dommelen. En dan begint de trek te komen. Dan ontdek ik dat
door wat slordig omgaan met de tijdsverschillen mijn horloge een uur voor
loopt. Dat wordt dus nog even langer op een houtje bijten. Om half acht is het
dan zover, mijn eerste Ugandese maaltijd. Maar helaas, het eten is nog niet
klaar, een kwartiertje nog. Ik maak er zelf maar een half uur van en dan wordt
het uiteindelijk half negen voor er iets op mijn bord ligt, gebraden kip,
gebakken aardappels en sperziebonen. Ben je daar een etmaal voor onderweg
geweest. Het enige verschil met thuis is dat de kippen hier langere poten
hebben. Of is dat verbeelding?
Na een douche, wat schrijven en wat lezen wordt de
achterstallige slaap weggewerkt.
Maandag 19 augustus
Na het ontbijt word ik om half tien opgehaald met
een auto van het UPMB (Uganda Protestant Medical Bureau). Daar aangekomen maak
ik kennis met Stephen Mutyaba, de baas van het bureau. Hij vertelt dat er negen
dozen zijn binnengekomen, één wordt nog nageleverd. Er is nog niets uitgepakt.
We besluiten om bij het uitpakken de disposables, die als vulmateriaal zijn
gebruikt, op te slaan in het magazijn daar. Zij zorgen dan voor de verdeling
over de verschillende ziekenhuizen. De beademingsapparaten zullen hier op de
onderstellen gemonteerd worden om kant en klaar afgeleverd te worden. Er is
ruimte vrijgemaakt in het magazijn om de klus uit te voeren.
Maar dan is er een probleem. Die éne doos die nog
moet aankomen is nu juist de krat met de apparaten. Een telefoontje naar het
vliegveld leert dat er vanavond opnieuw vracht verwacht wordt met een vliegtuig
van Sabena. Misschien en hopelijk zit de krat hier bij en kunnen we morgen aan
de slag.
Voor vandaag moet er een alternatief plan worden
gemaakt. Het wordt een bezoek aan de twee ziekenhuizen voor een eerste
kennismaking.
Als eerste ga ik naar het Mengo ziekenhuis. Dit is
een protestant ziekenhuis en ook hier overal stickers en posters met bijbel- en
andere stichtelijke teksten. In een paar minuten tijd word ik aan heel veel
mensen voorgesteld. Die namen ben ik dus allemaal vergeten, behalve die van
Morris die over de elektriciteit gaat. Van hem en de man van de afdeling
medische apparaten krijg ik een rondleiding over het ziekenhuisterrein. Het
geheel bestaat uit een aantal losstaande gebouwen die tegen een heuvel, dezelfde
als waartegen het guesthouse is gebouwd, staan. Het ziekenhuis is gesticht in
1897. Volgend jaar is het honderdjarig bestaan en dat kan je nu al zien aan
posters, petten, stickers, enz.
We beginnen de rondleiding bij het gebouw van de
verpleegstersopleiding. De verpleegsters (mannen heb ik daar niet gezien) zijn
gekleed in witte uniformen met rode biezen. Het kapje op het hoofd geeft
waarschijnlijk de rang aan. De hoofdzusters zijn helemaal in het wit, waarbij
sommigen in een jurk met het AZL-logo lopen. Is dat soms het hoogst bereikbare?
Vandaar gaan we naar de "out patient" poli. Dit is een soort algemene
poli waar ieder die binnenkomt een eerste onderzoek krijgt voor je het
ziekenhuis binnen komt. Lang niet iedereen wordt het ziekenhuis binnengelaten.
De meesten krijgen een recept en kunnen weer naar huis. Het is een beetje
vergelijkbaar met het werk dat hier in Nederland door de huisarts gedaan wordt.
Vervolgens komen we via de kinderafdeling en de tandheelkunde bij twee
verpleegafdelingen, een voor vrouwen en een voor mannen. Deze afdelingen zijn
in een uit 1904 stammend gebouw gehuisvest. Dit is het oudste gebouw van het
ziekenhuis. Het zijn sombere ruimten met ieder zo`n twintig bedden die ongeveer
voor de helft bezet zijn. Ook zijn er wat familieleden aanwezig. In het midden
van de zalen staan een paar tafels voor de verpleegsters. Via o.a. het
laboratorium, waar bijna niets aan apparatuur staat, en de röntgenafdeling,
waar buiten de deur een aantal kratten staat te wachten om te worden uitgepakt,
komt er een einde aan deze rondleiding. Vanuit het ziekenhuis is het maar een
paar honderd meter lopen naar het gastenverblijf voor de lunch.
Na de lunch wordt ik met een busje van het Mengo
ziekenhuis naar het Nsambia ziekenhuis gebracht. Dit ziekenhuis ligt aan de
andere kant van de stad. We moeten dwars door het centrum om er te komen. Ook
dit is in een buitenwijk tegen een heuvel gebouwd. Het ziet er op het eerste
gezicht veel "nieuwer" uit dan het Mengo ziekenhuis.
Hier is er kennelijk iets misgegaan want er is
niemand die van mijn komst af weet. Bovendien dit is een Rooms-Katholiek
ziekenhuis en ze snappen niet wat iemand van een protestante instelling hier
komt doen. Gelukkig wordt er snel iemand gevonden die tijd heeft om mij het een
en ander te laten zien. Na de "out patient" poli komen we bij de kerk
waar we even naar binnen gaan. Daarna gaan we naar de operatiekamers. Na in een
operatiejas te zijn gehesen en voorzien van muts en monddoek (echt katoen)
probeer ik op klompen maat 46 de arts bij te houden die mij alles in hoog tempo
laat zien. Er zijn drie operatiekamers die er redelijk uitzien. In geen van de
drie staat een beademingsapparaat. In twee staat wel een zuurstofconcentrator
die trots geshowd wordt. Er zijn op dit moment geen operaties bezig. Op de gang
liggen wel een paar patiënten bij te komen. Dit gaat met veel gekreun gepaard.
Via de sterilisatieafdeling komen we in twee verloskamers waar net een vrouw
bevallen is.
De volgende afdeling is die voor de kinderen. Dat
is hier een echt familiegebeuren. De moeders zijn er allemaal bij en zo te zien
ook de nodige broertjes en zusjes. Een levendige afdeling dus. Het valt op dat
bijna iedereen, ook de patiëntjes, op de grond zit. Een meisje met een grote
brandwond en een met een grote huidinfectie na mazelen zijn de ergste gevallen
die ik zie, maar ook zij worden niet steriel behandeld en zitten gewoon tussen
de anderen in. De kamer waar de vaccinaties plaats vinden is de drukste ruimte
van de afdeling.
Tot slot bezoek ik de AIDS-afdeling. AIDS is een
enorm probleem in Uganda. De afdeling is in twee delen opgesplitst. Eerst zie
ik de medische kant. In principe worden alle patiënten thuis behandeld.
Regelmatig komen zij voor controle naar het ziekenhuis en als dat niet mogelijk
is dan komt er iemand bij hen thuis. Nu zijn er wel twee patiënten opgenomen,
van wie er een zo te zien geestelijk erg in de war is. De andere helft van de
afdeling doet de sociale begeleiding. Dit werk wordt geleid door een Ierse
pater die mij uitnodigt op zijn kamer voor een praatje. Wanneer hij hoort dat
ik uit Nederland kom is hij heel opgewekt. Enige tijd geleden heeft hij via de
Nederlandse ambassade steun gevraagd voor zijn werk en hij denkt dat ik het
geld nu kom brengen of toezeggen. Gelukkig is hij snel over zijn teleurstelling
heen en vertelt uitvoerig over zijn werk. Eén van zijn projecten is de hulp aan
kinderen waarvan beide ouders aan AIDS zijn overleden. Wanneer deze niet bij
familie kunnen worden ondergebracht (sommige gezinnen zijn zo al uitgegroeid
tot boven de 30 kinderen) moet vaak het oudste meisje de taak van haar moeder
overnemen. Zij worden hierbij gesteund door dit project en kunnen ook nog een
opleiding volgen. Aan het einde van het gesprek vraagt hij mijn mening over het
gebruik van condooms. Als ik zeg dat dat gestimuleerd moet worden is hij het
roerend met mij eens en verzucht dat hij wilde dat de paus daar ook van
doordrongen raakte.
Weer terug in het gastenverblijf is er voor het
eten nog ruim de tijd voor een wandeling. Boven op de heuvel staat een grote
kerk, gebouwd in rode baksteen en hier en daar wat vervallen. Binnen is het erg
somber en sober. Aan de andere kant van de heuvel is het protestante Mengo
ziekenhuis. Samen met het gastenverblijf van de Kerk van Uganda en het UPMB is
deze heuvel met recht "een vaste burcht" te noemen.
Vanavond voor het eerst geprobeerd naar de
Wereldomroep te luisteren. Die blijkt hier heel goed te ontvangen. Ik ben dus
weer op de hoogte van het nieuws.
Dinsdag 20 augustus
Wanneer er halverwege de morgen nog niemand is van
het UPMB om mij op te halen ga ik er zelf maar naar toe. Het moet niet moeilijk
zijn om het te vinden. Na een kwartiertje lopen ben ik er. Benno, de
administrateur, vertelt dat er opgebeld is naar het vliegveld. Er is inderdaad
iets aangekomen dat lijkt op onze omschrijving. Iemand van het vrachtbedrijf
dat het transport verzorgt is er om te kijken of het onze krat is. In het begin
van de middag wordt hij hier verwacht.
Dan wordt een hele tijd geprobeerd om naar
Nederland te bellen. Het lukt niet.
Na de lunch (nog nooit zulke taaie kip gegeten)
weer naar het UPMB. Er is nog steeds geen bericht van het vliegveld. Dan maar
weer proberen naar huis te bellen. Na een half uur geven we de moed maar op.
Intussen is ook iedereen verdween die iets over de krat kan vertellen. Dat
wordt dus wachten. Om vier uur hoor ik dat er nog steeds niets in gevonden. Wel
is de herbevestiging van mijn terug vlucht rond. Ik stel voor om morgen zelf
naar het vliegveld te gaan omdat ik het spul makkelijk zal herkennen. Dat lijkt
een goed idee.
Omdat er verder niets te doen valt vraag ik of
iemand me naar het centrum kan brengen om wat te winkelen. Er wordt bedenkelijk
gekeken want het is nu kwart over vier en de werktijd loopt maar tot vijf uur.
Er zal dus iemand moeten overwerken om mij heen en weer te brengen. Ik stel
voor om zelf de terugreis per taxi te regelen. Dan lijkt het Sheraton Hotel de
beste plaats om naar toe te gaan. In een kwartiertje tijd heeft iemand me daar
gebracht.
Het hotel ligt wat buiten het centrum. In de buurt
zijn geen winkels. Dan maar kijken wat er in het hotel zelf is. Daar is een
complete winkelstraat, alleen alles is er peperduur. Het enige dat ik er koop
zijn wat kaarten om naar huis te sturen. Ik ben benieuwd wanneer ze aankomen.
Als ik in de bar een biertje drink zoekt meteen een hoertje contact. Helaas
voor haar, misschien heeft ze vanavond meer geluk. Bij de receptie koop ik een
telefoonkaart en probeer naar huis te bellen. Ik kan Coby wel horen maar zij
mij niet. Na een aantal pogingen geef ik het maar op en ga weer terug naar mijn
kamer. De taxi komt maar met moeite door de drukte van de avondspits en doet er
ongeveer een half uur over en dat voor maar zeven gulden.
Wanneer ik bij het gastenverblijf aankom valt op
dat moment net de stroom uit. Ik doe voor vandaag nog een laatste poging om op
te bellen. Bij de receptie wordt ik doorverwezen naar het restaurant en daar
weer naar een telefooncel bij het Mengo ziekenhuis. Die werkt alleen op munten,
maar iets verderop is er een die op kaarten werkt. Helaas op een ander soort
kaarten dan die ik heb. In een bar koop ik, volgens mij veel te duur, de goede
soort kaart. Ook dit werkt niet. Halverwege het draaien wordt de poging al
afgebroken. Ook de bereidwillige hulp van een wat gezette dame uit de bar
brengt geen oplossing. Dan maar weer vlug terug voor het helemaal donker is.
Intussen zijn in de gang gaslampen aangestoken. Op
iedere kamer stond al een olielamp. Het zal dus wel niet de eerste keer zijn
dat zoiets gebeurt. Ach, het heeft ook wel iets aparts, eten bij kaarslicht en
dit stukje schrijven bij een walmende olielamp. Sil de strandjutter in Uganda.
Wat vandaag wel goed van start is gegaan is de
actie "balpen". De man die mij van het UPMB naar het Sheraton Hotel
brengt is er duidelijk blij mee. Als ik vraag of hij er ook eentje voor zijn
kinderen wil is zijn antwoord: "graag". Hij heeft negen kinderen.
Kijk, zo schiet je tenminste op.
Woensdag 21 augustus
Kwart voor negen kom ik aan bij het UPMB. Even in
de telefooncel die voor de poort staat proberen te bellen. Lukt weer niet. Ook
op de kamer van Mutyaba, die een directe buitenlijn heeft, lukt het niet. Dan
maar een fax versturen. Ook dat lukt niet. Direct daarna rolt de fax van Coby
binnen. Leuk om te lezen maar op dit moment onmogelijk om er op te antwoorden.
Het wachten is op een chauffeur die mij naar het
vliegveld kan brengen. Intussen ga ik een kijkje nemen in de optical workshop.
Hier worden oude brilmonturen van nieuwe, of tweedehands bijgeslepen, glazen
voorzien. Ook ligt er aan aantal nieuwe monturen. Het slijpen gebeurt ter
plaatse. In een klein winkeltje dat bij de workshop hoort worden de brillen
tegen een redelijk prijs verkocht.
Na een poosje komt Stephen Mutyaba zeggen dat hij
zelf meegaat naar het vliegveld. Ik kan eerst nog wel even koffie drinken. Dat
blijkt een grote kan thee met een omelet met brood te worden.
Om half twaalf vertrekken we naar het vliegveld
van Entebbe. De man van het vrachtbedrijf heeft ons duidelijk niet verwacht.
Hij haast zich te zeggen dat de krat gisteren pas is aangekomen. Stephen
gelooft daar geen zier van en denkt dat de man de hele zaak gewoon een tijd
vergeten is. Hij oefent zoveel mogelijk druk uit om de vracht vandaag nog bij
het UPMB af te leveren. Dat lukt niet want het spul moet nog door de douane. De
vrachtman belooft met de hand op zijn hart dat we morgen de spullen krijgen.
Na de lunch loop ik even naar het Mengo ziekenhuis
om te zien of ik een afspraak kan maken met Mary Kajabwangu om mee te gaan naar
de sloppenwijken. Maar ze is al vertrokken. Morgen nog maar eens proberen.
Op de muur bij de poort tussen het ziekenhuis en
het gastenverblijf zitten een paar gieren. Ik heb deze dieren nog nooit van zo
dichtbij gezien en ga vlug mijn fototoestel halen. Als ik weer terug ben zitten
de beesten smakelijk uit een afvalcontainer te eten. Wat worden die dieren lui.
Om half vijf vertrek ik met Stephen Mutyaba in de
richting van Jinja in het oosten. Dit is de doorgaande weg van Kampala naar
Nairobi. Er is veel vrachtverkeer. Omdat Uganda niet aan zee ligt moet er dus
veel over land worden aangevoerd. Het is daardoor een vrij drukke weg.
Na ongeveer een uur rijden zijn we er. Vraag me
niet waar we nu precies zijn. Hij moet hier zijn om iets met de bisschop te
bepraten. Het duurt niet lang en dan gaan we weer terug. Voor Kampala komen we
in een enorme file terecht. Dat is pas de echte chaos. Iedereen doet wat hij
wil en het verschil tussen rechts en links verdwijnt nu helemaal. Het gevolg is
dat de chaos alleen maar groter wordt. Maar zoals met alle files, ook aan deze
komt een einde en tegen zeven uur zijn we weer terug.
Donderdag 22 augustus
Ik twijfel wat ik zal doen deze morgen. Stephen
Mutyaba heeft gevraagd nog een keer mee te gaan naar het vliegveld en ik heb
een afspraak met Mary Kajabwangu om met haar mee te gaan. Ik kies voor het
laatste. Het vliegveld heb ik nu wel genoeg gezien.
Om acht uur meld ik me in het Mengo ziekenhuis.
Mary is een forse vriendelijke vrouw. Ze vertelt in het kort iets over haar
werk buiten het ziekenhuis en gaat vervolgens het vervoer voor die dag regelen.
Wanneer zij terug komt zegt zij dat deze morgen voor mij niet echt interessant
is. Voornamelijk vergaderingen staan er op haar agenda. Morgen is er meer van
haar werk te zien. Ik stem in met het verschuiven van de afspraak naar vrijdag,
als tenminste het werk aan de beademingsapparaten dat toelaat.
Iets over half negen ben ik vervolgens bij het
UPMB. Daar vindt eerst weer het ritueel plaats van het proberen te bellen en
faxen naar Nederland met alweer als resultaat noppes.
Tegen tien uur vertrekken we naar Entebbe. Stephen
heeft daar een vergadering. Hij zal later op de dag ook naar het vliegveld
komen om samen te lunchen en de zaak verder af te handelen. Iemand anders
brengt me het laatste stukje naar het vliegveld. Hij is van het UCMB, inderdaad
de katholieke (c) tegenhanger van het UPMB. Op het vrachtkantoor krijg ik te
horen dat alles nu bijna rond is, nog een uurtje. Dit antwoord krijg ik de
komende uren nog regelmatig te horen. Als reden voor de vertraging wordt
gegeven dat er ook ringsleutels in de krat zitten die niet op de vrachtbrief
vermeld zijn. Dat is onzin want op de vrachtbrief staat wel degelijk "divers
tools" vermeld. Van buitenaf kan je in de loods kijken en inderdaad daar
staat ie. Weliswaar geopend en gehavend, maar het is hem echt, onze krat.
Tussen een en twee uur is de hele zaak gesloten; lunchpauze, en dan begint het
weer: "nog even". Zowaar, om half drie komt er beweging in en om drie
uur staat de krat buiten. Om de handel (240 kg) in de laadbak van de auto van
het vrachtbedrijf te krijgen is nogal wat mankracht nodig. Wanneer ze in de
gaten krijgen dat ik er iets mee te maken heb omdat ik foto`s maak vragen ze om
een fooi. Deze wordt tot volle tevredenheid van iedereen uitbetaald in
balpennen. Ik raak alleen veel meer pennen kwijt dan dat ik mensen heb zien
tillen.
Stephen is op dat moment nog steeds in geen velden
of wegen te bespeuren. We laten een briefje voor hem achter op het kantoor en
ik ga met de vracht mee naar Kampala. Om kwart voor vijf staat de krat dan
eindelijk in het magazijn.
Met de ambulance, annex klusjeswagen, annex
personeelsbusje rijd ik mee naar het Sheraton Hotel. Ik probeer weer op te
bellen want het lijkt me heerlijk om even een paar minuten Nederlands te kunnen
praten. Het thuisfront heeft sinds mijn vertrek nog niets van mij gehoord en ik
ben ook benieuwd hoe het in Leiden en omstreken gaat. Het lukt! Daarna trakteer
ik mezelf op een uitstekende driegangen maaltijd. Ik vertel niet hoe luxe het
was, anders verdenken jullie mij van "oud koloniaal" gedrag. Een taxi
brengt me weer terug.
Vrijdag 23 augustus
Vandaag moet de achterstand van de afgelopen dagen
worden weggewerkt. Vroeg in de morgen loop ik eerst even langs het Mengo
ziekenhuis om een briefje voor Mary Kajabwangu achter te laten met de boodschap
dat ik helaas niet met haar mee kan gaan.
Dan vlug naar het UPMB. Er is nog niets uitgepakt,
dus daar beginnen we mee. Alle losse spullen gaan in dozen. Het sorteren kan
ook volgende week wel. Als laatste komen de apparaten uit de krat. Het in
elkaar monteren gaat vrij snel. Er loopt daar een heel handige man rond die
alles wat hij mij ziet doen direct overneemt en daarbij nog eens razendsnel is.
Bij de montage van het tweede apparaat hoef ik bijna geen vinger uit te steken.
Om tien uur is alles klaar voor verzending.
Het eerste apparaat gaat naar het Nsambia
ziekenhuis. De betreffende arts is helaas niet aanwezig maar wordt wel terug
verwacht. Om twaalf uur is hij er. Hij (dr Kizza?) zegt geen tijd te hebben
want er wachten patiënten. Dat was ons niet ontgaan toen wij er ook zaten te
wachten. Hij vraagt ons om in de middag terug te komen. Dat gaat helaas niet
want dan is Mengo aan de beurt. We willen in ieder geval het apparaat
afleveren. Dat kan dan wel. Tot mijn verbazing komt het apparaat niet in de
operatiekamer te staan maar op een verpleegafdeling. Uitleg hierover krijg ik
niet want, precies, de patiënten wachten. In het begin van de middag lukt het
alsnog om telefonisch een afspraak met hem te maken. Zondagmorgen heeft hij
tijd voor de instructies.
Na de lunch gaat de reis naar het Mengo
ziekenhuis. We laden uit bij de ruimten van de technische dienst. Hier moet je
je niet teveel bij voorstellen. Het zijn twee kleine aangebouwde schuurtjes.
Bij elkaar is er nog niet een kwart aan gereedschap te vinden van wat ik thuis
heb. Helaas mr. Winter, het hoofd van de technische dienst, is nog steeds
afwezig vanwege zijn vakantie. Ook zijn toezegging dat er ruim voldoende
stekkers van het Ugandese type aanwezig zullen zijn klopt niet. Met moeite weet
ik er een te bemachtigen voor mijn thuisgemaakte verloopsnoertje. Er kan dus
gedemonstreerd worden.. Tot mijn verbazing brengt Morris, de elektroman, het
apparaat naar de administratie en verdwijnt. Maar dat is de bedoeling niet. Ik
zoek hem weer op en samen brengen we de spullen naar de operatiekamer. We
moeten op onze sokken naar binnen. Er hangt een stevige chloroform lucht. Er is
net een operatie klaar en de arts heeft alle tijd om de nieuwe aanwinst te
bekijken. Hij vindt het jammer dat er geen anesthesieverdamper op zit. Van
alleen intraveneuze anesthesie heeft hij nog nooit gehoord. Vandaar dus die
enorme chloroform lucht. De benodigde compressor voor de perslucht is er nog
niet, moet zelfs nog aangevraagd worden en dat kan nog wel even duren. Het
blijft dus bij een beperkte uitleg van het apparaat. Het speciaal voor Uganda
gekochte gereedschap laat ik daar maar achter. Ik denk dat zij het beste deze
spullen kunnen gebruiken.
Weer terug bij het UPMB kijk ik nog even naar de
andere apparaten, de pomp en de draagbare beademingsmachine. Veel kan ik er nu
niet meer mee doen. Bovendien krijg ik de indruk dat ze willen sluiten want het
weekend begint. Ik ga boven nog even verslag uitbrengen bij Stephen en Benno en
meteen afscheid nemen. Heel vluchtig maak ik kennis met mrs Mutyaba. Zij is
hoofdverpleegkundige op de verpleegstersopleiding. Het vervoer naar het
vliegveld is voor zondag geregeld.
`s Avonds valt de stroom weer uit. Onder de douche
bij het licht van een zaklantaarn is een geheel nieuwe ervaring.
Zaterdag 24 augustus
Vandaag een vrije dag. Eerst maar eens lekker
uitgeslapen en nog net op tijd (maar wat is in dit land op tijd) aan het
ontbijt verschenen. Dan naar de receptie om te vragen waar wat leuke winkels
zijn om souvenirs te kopen. Ze geven me twee adressen. Vraag twee is hoe kom je
daar? Ze stellen voor om een taxi te nemen. Dat kan op de receptie geregeld
worden. De taxichauffeur vraagt of het de bedoeling is dat hij blijft wachten
terwijl ik mijn inkopen doe. Voor de prijs hoef ik het niet te laten.
De eerste winkel waar hij me brengt is een vrij
grote. Er is volop keuze. Een oudere vrouw vertelt dat deze winkel ooit gestart
is met steun van UNICEF. Nu is het omgedraaid. De zaken lopen goed en zij
kunnen UNICEF nu steunen. Ik probeer voor iedereen iets leuks te vinden, zonder
nu meteen met de meest vreemde rariteiten thuis te komen. Om mijn aankopen in
mee te nemen krijg ik een gevlochten tas cadeau.
De chauffeur stelt voor om nog naar een ander
adres te gaan. Het is achter het parlementsgebouw. Daar staat rond een grasveld
een groot aantal kleine winkeltjes met souvenirs. Ik koop nog een paar kleine
dingetjes en iedere aankoop wordt door de chauffeur naar de taxi gebracht. Na
ongeveer anderhalf uur zijn we weer terug.
In de middag ga ik wat wandelen in de omgeving om
zomaar wat foto`s te maken. Het komt zo ongeveer neer op een rondje om en over
de heuvel.
Stephen Mutyaba heeft beloofd dat hij misschien
vanmiddag of vanavond nog even langs zal komen. Ik wil hem bij deze gelegenheid
nog vragen of hij weet waar de waterpomp uit Jinja is gebleven. Hij komt echter
niet, dus dit blijft nog even een raadsel.
Zondag 25 augustus
De laatste dag in Uganda. Om negen uur (op de
afgesproken tijd) wordt ik opgehaald door de arts van het Nsambia ziekenhuis.
Onderweg vertelt hij dat hij na zijn studie in Uganda zijn opleiding heeft
afgesloten met een stage in Ierland. Toen hij acht jaar geleden weer hier kwam
was de burgeroorlog op zijn hoogtepunt en was er niets meer in het land. Hij is
er duidelijk trots op wat er in de afgelopen jaren bereikt is.
Het is inderdaad de bedoeling dat het apparaat op
de verpleegafdeling komt te staan. Hij wil daar een intensive care kamer gaan
inrichten voor patiënten met postoperatieve ademhalingsproblemen. Het begin van
de demonstratie is weinig hoopgevend. Als alles is aangesloten en het apparaat
op "aan" wordt gezet begint alleen het alarm te piepen. Er is geen
spanning. Aan de zekering ligt het niet, die is in orde. Het blijkt dat de hele
kamer zonder stroom zit, ook het licht doet het niet. We verhuizen daarom naar
de kamer aan de overkant.
De instructie verloopt vlot. Hij heeft de
handleiding al gelezen en weet waar het over gaat. Ook heeft hij al
geïnformeerd naar de beschikbaarheid van perslucht in cilinders en dat is geen
probleem. Ik laat connectors achter voor de verbindingen. Als die gemonteerd
zijn kunnen de gassen niet per ongeluk verwisseld worden.
Daarna krijg ik nog een korte rondleiding over de
afdeling. Het is allemaal veel "moderner" dan in het Mengo
ziekenhuis. De bedden staan in groepjes van vier bij elkaar, waarbij gordijnen
voor enige vorm van privacy zorgen. Het geheel ziet er redelijk verzorgd en
werkbaar uit. Tot slot vertelt hij dat er sinds kort een klein beetje geld
beschikbaar is om wetenschappelijk onderzoek te doen.
Weer terug is het tijd om de laatste dingen in te
pakken. De boogharp die ik als curiositeit gekocht heb blijkt een behoorlijke
dwarsligger in de koffer te zijn. Maar na wat herindelen kan de koffer gesloten
worden. De kamer is intussen schoongemaakt voor de volgende gast. Ik kan nog
wel gebruik maken van mijn stekkie op het balkon.
Om kwart over vier word ik opgehaald voor de reis
naar het vliegveld. Daar is het niet druk. We vertrekken op tijd. Bij de
tussenlanding in Nairobi gaat er iets niet volgens plan. Vlak voor de landing
trekt het toestel weer op, maakt een ronde om de stad om vervolgens te landen.
De tussenstop duurt dit keer ruim twee uur.
Maandag 26 augustus
Ook nu lukt het weer niet om in het vliegtuig te
slapen. Ik ben wat dat betreft jaloers op de Japanse die naast mij zit. Zij kan
zo te zien in alle standen slapen. In Londen gaat de overstap op het vliegtuig
naar Amsterdam lekker snel. Vlak voor de start is er een beetje vertraging
omdat er een probleempje is met de sluiting van de vrachtdeur, maar dat duurt
niet lang.
Op Schiphol staan Coby, Marieke en Florus en Sierk
Keuning op mij te wachten. Om daar alle verhalen al te vertellen zou een beetje
veel tijd vragen. Zij moeten dus even wachten tot thuis, of tot zij dit verslag
lezen.
Achteraf
Een vraag die je achteraf vaak gesteld wordt is of
het de moeite en het geld waard is geweest om zoiets te doen. Een vraag die ik
mijzelf natuurlijk ook stel. Een 100 % ja of een 100 % nee antwoord is volgens
mij op deze vraag niet mogelijk. Persoonlijk heb ik het gevoel dat het nuttig
en de moeite waard is geweest wat ik daar gedaan heb.
In het Nsambia ziekenhuis was er een goed plan
aanwezig over wat de gaan doen met de
machine. Er is daar een duidelijk probleem; patienten die na een operatie
problemen met de ademhaling hebben. De komst van het beademingsapparaat kan
daar duidelijk een verbetering in brengen, of zoals de arts het zei: "Ik
denk hier levens mee te kunnen redden".
In het Mengo ziekenhuis ligt het wat anders. Ik
heb de indruk dat het niveau van het medisch handelen daar wat lager is dan in
Nsambia. Ik kreeg daar het gevoel dat men best blij is met het apparaat, maar
toch nog niet duidelijk een plan heeft wat er mee te gaan doen. Het is daar
misschien een paar jaar te vroeg gekomen. Maar misschien gaat de ontwikkeling
daar ook zo snel dat het binnen afzienbare tijd volop in gebruik is.
Bij mijn vertrek zei Stephen Mutyaba dat hij graag
zou zien dat er meer van dit soort projecten met tweedehands apparatuur
mogelijk zouden zijn. Onder de parapluie van het UPMB vallen 9 ziekenhuizen,
verspreid over het hele land, en in allemaal is wel gebrek aan het een en
ander. Wat hem betreft graag dus.
Ik denk wel dat de opzet dan anders moet zijn. Nu
was het zo dat er vanuit Nederland een aanbod werd gedaan van twee machines.
Natuurlijk is het antwoord dan: "Kom maar brengen". Vraag maar eens
aan een kind (en natuurlijk ook aan een volwassene) wil je dit of dat hebben,
zonder dat hij of zij precies weet wat er mee te doen, dan is het antwoord ook
meestal ja. Volgens mij moet je de volgorde omdraaien. Laat de mensen daar,
b.v. in Uganda maar er zijn natuurlijk tal van andere landen mogelijk, weten
dat je als organisatie bereid bent om te helpen apparatuur te vinden die zij
nodig hebben. Maar laat ze dan zelf met een aanvraag komen die dan vergezeld is
van een gemotiveerd plan. Daarna kan je ziekenhuizen en andere instellingen in
Nederland gaan benaderen met de vraag of zij bereid zijn om goed werkende, maar
afgeschreven, apaaraten beschikbaar te stellen. Het is natuurlijk eeuwig zonde
als dergelijke apparaten hier worden weggegooid terwijl er een heel nuttig
tweede leven daar mogelijk is. Een voordeel van deze manier van handelen is
volgens mij dat een apparaat dan meteen op de goede plaats terecht komt en
direct gebruikt gaat worden.
Over Uganda. Ik heb maar een klein stukje van het
land gezien en kan daarom ook maar een klein beetje een mening hebben. Het is
onvoorstelbaar dat tien jaar geleden daar nog een burgeroorlog aan de gang was
die 300.000 mensen het leven heeft gekost. Wanneer je nu over straat loopt is
het een en al vriendelijkheid. Ik heb op geen enkel moment een gevoel van
onveiligheid gehad wanneer ik alleen onder de Ugandezen was. Het is wel even
wennen om op straat door bijna iedereen gegroet te worden, wat vaak gepaard
gaat met een kort gesprekje, meestal over wat je die dag doet of gaat doen.
Het is heel knap wat ze in de afgelopen jaren
bereikt hebben. Na de burgeroorlog was het land echt op het absolute nulpunt
aangekomen. Nu is er in ieder geval weer een basisvorm van functioneren. Op de
Index sociale ontwikkeling (1992) staat het land op de 152e plaats van de 173.
Het behoort dus tot de armste landen van de wereld. Een armoede die je niet zo
direct ziet. Op de een of andere manier stralen de mensen een zekere
waardigheid uit. Wanneer de toestand stabiel blijft zal het land zeker stijgen op
deze ranglijst. Maar zolang het vliegveld nog geen vorkheftruck heeft, er tien
man nodig zijn voor één landmeting (vijf bij de kijker en vijf bij de lat) en
zolang de helft van de tijd verloren gaat met wachten zal een plaats in de top
tien er niet in zitten. Je kunt je ook afvragen of dat het doel is waar ieder
land naar moet streven. Uganda is een mooi land en laten ze dat alsjeblieft zo
houden.