De Islam

 

 

Inhoud

 

 

1.            Inleiding                                                                                                             2

 

2.            De oorsprong van de Islam                                                                                   3

 

3.            De geloofsleer                                                                                                     5

 

4.            De verspreiding van de Islam                                                                                9

 

5.            De Islam in Nederland                                                                                        11

 

6.            De Islam in Leiden                                                                                             13

 

7.            Conclusie                                                                                                         15

 

8.            Geraadpleegde literatuur                                                                                    17

 

9.            Nawoord                                                                                                           18

 


1. Inleiding

 

Aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht geeft het vak Inleiding in de Godsdienstwetenschappen een eerste kennismaking met drie godsdiensten. Dit zijn het Hindoeïsme, het Boeddhisme en de Islam. Als afsluiting van dit studie blok geldt een scriptie over een van de drie godsdiensten.

Ik heb gekozen voor de Islam. Het is in Nederland de tweede godsdienst en daar­om lijkt het me nuttig me er in te verdiepen. Als je elkaar wilt begrijpen dan moet daar een weten van elkaar aan vooraf gaan.

Eerst wordt het ontstaan van de Islam beschreven, vervolgens de geloofsleer en daarna de verspreiding van de Islam over de wereld. In een tweetal paragrafen wordt aandacht besteed aan de positie van de Islam in Nederland en in mijn woonplaats Leiden.

De belangrijkste informatiebron voor deze scriptie is het boek dat geschreven is onder de redactie van Waardenburg: Islam, Norm, ideaal en werkelijkheid. Tenzij anders vermeld is de inhoud van deze scriptie gebaseerd op dit boek. Daarnaast zijn een tweetal niet wetenschappelijke boekjes van moslimse afkomst gelezen. Verder is er gebruik gemaakt van een artikel in het tijdschrift Arays ve Islam. Ook de aantekeningen die tijdens de colleges van dr. Ascha spelen mee op de achtergrond. De citaten uit de koran zijn uit een vertaling in het Turks en Nederlands.

Voor wat betreft de Islam in Leiden heb ik een aantal vragen opgestuurd naar mevrouw Güney, adviseur van de Turks Islamitische Culturele Vereniging.

In deze scriptie is consequent het woord God gebruikt, ook daar waar de moslims Allah zouden zeggen. Ik heb dit gedaan om niet al bij voorbaat een polarisatie tussen Islam en Christendom te scheppen. Bovendien bleek al snel tijdens de gesprekken dat wanneer we over God spreken zowel christenen als moslims over een en dezelfde God spreken.


2. De oorsprong van de Islam

 

 

De profeet Mohammed, de stichter van de Islam werd geboren in het jaar 570 in de stad Mekka. In die tijd was wat wij nu het Arabisch Schiereiland noemen een verza­meling van min of meer los van elkaar levende bedoeïenenstammen en enkele steden zoals Mekka en Medina. Op Godsdienstig gebied was er ook geen eenheid. Weliswaar geloofden de Arabieren in een god, Allah, die de wereld geschapen had, maar deze god heeft zich daarna niet meer met zijn schepping bemoeit en die ook geen verering genoot. De bemoeienis van God met de wereld vond plaats via een soort tussengoden, de dochters van God, Allaat, Oezza en Manaat. Iedere stam had ook een eigen god in de vorm van een beeld. Buiten deze wereld van goden was er ook een geestenwereld, die van de djinns. Deze geesten konden zowel goedaardig als kwaadaardig zijn.

In de stad Mekka bestond een centraal heiligdom, de Ka'ab, een kubusvormig gebouw met een zwarte meteoriet die in een muur gemetseld is. Om de Ka'ab heen stond van iedere god van de afzonderlijke stammen een kopie. In Mekka vond jaar­lijks een pelgrimage plaats van bedoeïenen uit heel Arabië voor de viering van een offerfeest dat de vruchtbaarheid van het vee betrof. Tegelijkertijd werd er dan een jaarmarkt gehouden.

Langs de rand van het Arabisch gebied leefden Joden en Christenen. Deze leefden meestal niet in harmonie naast elkaar, het was meer een elkaar dulden. Ook binnen de Arabische wereld waren er mensen op zoek naar monotheïstisch godsdienst. Zij worden in de koran haniefs genoemd, godszoekers. Zij hebben zich overigens niet bekeerd tot het jodendom of christendom. Ook Mohammed was aanvankelijk een hanief.

 

Mohammeds  vader stierf reeds voor zijn geboorte en zijn moeder toen hij zes jaar oud was. Na zijn moeders dood is Mohammed eerst opgevoed door zijn grootvader en vervolgens door zijn oom Aboe Talib die koopman was. Als twaalfjarige is hij met zijn oom mee geweest met een grote handelskaravaan naar Syrië. De legende zegt dat hij bij deze gelegenheid een Syrische monnik ontmoet heeft die in hem een profeet herkende. Door zijn gelukkig huwelijk met de eigenares van het handelshuis waar hij werkte bereikte hij een zekere welstand en was het voor hem mogelijk om zich op zekere tijden over te geven aan retraite en meditatie. In zijn nabije omgeving heeft Mohammed contact met haniefs gehad en ook moet hij op de hoogte zijn geweest van een aantal elementen van de leer van het jodendom en van het christendom.

Mohammed trok zich geregeld terug in het gebergte bij Mekka. In een grot op de berg Hira hoorde hij een stem en verscheen hem de engel Gabriël die hem opdroeg  deze woorden voor te dragen:

 

Reciteer in de naam van uw Heer, Die geschapen heeft.

Hij heeft de mens uit een bloedklomp geschapen.

Reciteer en uw Heer is de Eerbiedwaardigste.

Die (de mens) met een pen heeft leren schrijven.

Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist.

(koran 96 : 1 - 5)

 


De eerste openbaringen aan Mohammed waren van persoonlijke aard. Na drie jaar krijgt hij de opdracht te gaan prediken. Gaandeweg komt bij Mohammed het besef dat hij een boodschapper, een profeet van God is. In de loop van de daaropvolgende jaren wordt de gehele koran aan Mohammed geopenbaard. Mohammed gaat er van uit dat er bij God een "oerboek" moet bestaan waarvan wij als mensen openbaringen krijgen door de profeten zoals Abraham, Mozes en ook Jezus. Al deze voorafgaande profeten hebben slechts een deel van dit "oerboek" geopenbaard gekregen. Mohammed is de eerste profeet die het geheel geopenbaard krijgt en daardoor dus automatisch ook de laatste profeet is want aan de geschriften is vanaf dat moment niets meer toe te voe­gen.

 

De eerste aanhang van Mohammed in Mekka was vooral onder de armen, de slaven en de vrijgelaten slaven. De tegenstand van de Mekkaanse leiders werd gaandeweg groter om dat zij zich in hun machtspositie bedreigd gingen voelen. Daardoor stag­neerde de groei van de beweging. Hierdoor en ook omdat een zestal Arabieren uit Medina hem vroegen om te komen besluit Mohammed om in 622 naar Medina te emigreren. Misschien kan je gezien de situatie zelfs van een vlucht spreken. In Medina wordt hij al snel erkend als de leider van een geloofsgemeenschap en wordt hij een man met autoriteit. De nieuwe koranopenbaringen die hij daar ontving gingen steeds meer voorschriften bevatten. Er ontstond een politiek-godsdienstige eenheid, de oemma. Mohammed sluit steeds meer bondgenootschappen met bedoeïenen stammen en daardoor raakt Mekka in een isolement. In 629 trekt Mohammed met een groot gevolg Mekka binnen. Het eerste wat hij deed was de verwijdering van 360 afgods­beelden uit de Ka'ba om daarna in de Ka'ba de salaat (gebed) te verrichten. Moham­med sterft in 632. Vlak voor zijn dood verrichtte Mohammed de haddj, de bedevaart naar Mekka, die nu voor het eerst een zuivere islamitische aangelegenheid was. Bij deze gelegenheid openbaarde God hem de woorden:

 

Heden heb Ik jullie godsdienst voor jullie voltooid en Mijn genade aan jullie volledig bewezen en de islam als godsdienst voor jullie goedgekeurd.

(koran, ?)[1]

 

Al tijdens het leven van de profeet zijn de aanvankelijk mondeling doorvertelde openbaringen gedeeltelijk op schrift gesteld. De voltooiing hiervan geschied een aantal jaren na zijn dood tijdens het kalifaat van Oethmaan ibn Affaan (644-656).

De koran bevat 114 hoofdstukken die soera heten. De soera's zijn in de koran naar grootte gerangschikt, van groot naar klein, met uitzondering van soera 1 dat het credo van de Islam is.

Totaal bevat de koran ruim 6.000 verzen. Hiervan bevatten ongeveer 600 verzen voorschriften voor het dagelijks leven. 400 hiervan gaan over de rituelen en de andere bevatten voorschriften over het dagelijks leven.

 


1. Alle lof aan Allah, de Heer van alle werelden.

2. De uiterst Barmhartige, de Genadevolle.

3. Heerser op de dag van de Vergelding.

4. Mogen wij alleen U dienen en alleen U om bijstand vragen.

5. Leid ons op het rechte pad,

6. Het pad ven degenen, aan wie U gunsten hebt geschonken,

7. Niet dat van hen, over wie toorn is uitgestort, nog dat der dwalenden.

 

(koran 1, soera 1)


3. De geloofsleer

 

 

DeIislam is een monotheïstische godsdienst. De ene God die aanbeden wordt is Hij die hemel en aarde en dus ook alle mensen geschapen heeft. De God van de islam is dus dezelfde als die van het jodendom en het christendom. Bij God bestaat er een oerboek waarin God de mensen openbaart wie hij is en hoe zij moeten leven. De eerste openbaringen van dit Boek zijn gegeven aan de profeten uit het Oude Testa­ment van de Bijbel, Adam, Abraham, Mozes en vele anderen. Vervolgens kreeg Mohammed als laatste de meest volmaakte openbaring van dit boek en zijn volgens de Islam alle eerdere openbaringen achterhaald en dus overbodig.

 

In de islamitische godsdienst wordt veel waarde gehecht aan de ethiek. Alle profeten vanaf Adam hebben voortdurend de mensen hoge ethische waarden bijgebracht. Daden als b.v. doodslag, diefstal en liegen zijn slechte daden, terwijl het erkennen van God als schepper, het gastvrij zijn en alleenstaanden en armen helpen goede daden zijn (Demir). Dit is in alle godsdiensten het geval. Deze leefregels zijn vastgelegd in een groot aantal geboden en adviezen die deels parallel lopen aan de tien geboden in de bijbelse thora.

 

 

Er zijn vier bronnen voor het geloof in de Islam.

1. De koran is het woord van God zoals dit aan de profeet Mohammed geopenbaard is

2. De soenna. Soenna betekent gewoonte. Na de dood van de profeet zijn na een mondelinge overlevering van ongeveer 200 jaar de verhalen over de daden van Mo­hammed opgetekend en gelden als richtsnoer voor het dagelijks leven. De soenna wordt gezien als een aanvulling en precisering van de koran. De soenna bestaat uit een verzameling van hadieths, verhalen over het leven van de profeet. De belangrijkste  en meest betrouwbare verzameling van de hadieths is die van al-Boechari (_ 870).

3. De consensus. Dit zijn uitspraken van de geleerden in geloofszaken.

4. De analogie. Wanneer in een bepaald geval er geen duidelijkheid in de koran of de soena over een bepaald vraagstuk te vinden is kan de analogie een oplossing bieden. Bijvoorbeeld: Wijn is in de koran uitdrukkelijk verboden. Over andere alcoholische dranken wordt niet gesproken. Omdat deze evenals wijn ook alcohol bevatten, dat een wezenlijk bestanddeel van zowel wijn als b.v. bier is, zijn deze dus ook verboden. Azijn, dat gemaakt is van wijn, is wel toegestaan omdat de geest van de alcohol hierin niet meer aanwezig is.

 

 

De leer van de Islam is in een vijftal geloofspunten samen te vatten.

 

1. De eenheid van God


De eenheid van God is, net als bij de christenen en de joden, het fundament van het geloof. Hij is de schepper van de hemel en de aarde en van de mens. Hij is de almachtige en alwetende God. God is één en ondeelbaar. Daarom wordt de drie-eenheid van het Christendom, waar God een eenheid is van Vader, Zoon en Geest, nadrukkelijk afgewezen en daarom kan Jezus niet de zoon van God zijn. Mohammed is de bood­schapper van God. In de leer van de Islam is Mohammed een profeet die het volmaak­te voorbeeld voor de mensheid is in de verering van God en de onderwerping aan zijn wil. Mohammed wordt dus niet zoals Jezus of Boeddha als (deel uitmakend van) God vereerd.

 

2. De engelen

Gods troon is omringd door engelen. De engelen zijn door God uit het licht gescha­pen. In het Arabisch is hun naam malak, dit betekent boodschapper. Zij kunnen boodschappen van God naar de aarde overbrengen. Daarom hebben zijn vleugels. De belangrijkste engel is Djibriel (Gabriël) die Mohammed de openbaringen overbracht. In de koran wordt hij gelijkgesteld met de Heilige Geest. De duivel is geen gevallen engel maar van oorsprong een djinn, een van de oude arabische geesten. De djinns zijn uit vuur geschapen en kunnen een mensengedaante aannemen. Er zijn goede en slechte djinns, zij kunnen voor het welzijn van de mens zijn maar ook daartegen. Iedere gelovige draagt ook twee 'privé' engelen met zich mee. Zij zijn een soort waarnemers van God. De ene aan de rechterzijde is de 'boekhouder' van het goede dat je in je leven doet, die aan de linkerkant houdt het slechte van de mens bij.

 

3. De boeken

Het geloof in de oorsprong van alle heilige schriften. Er is een hemels origineel oer­boek waarop alle heilige boeken teruggaan en waarvan de koran een versie is. God heeft zijn wil geopenbaard aan de profeten. Sommige van hen ontvingen de openba­ring van een boek, Adam als eerste. Andere openbaringen van het oerboek zijn de thora aan Mozes, de psalmen aan David en het evangelie aan Jezus. De koran is de laatste en meest volmaakte openbaring van Gods woord aan de mensen.

 

4. De profeten

Het geloof in de waarachtigheid van de profeten. God heeft te allen tijde profeten naar de mensen gezonden. Ook het profeetschap van Mohammed staat in een bijbelse traditie. De koran bevat lijsten met profeten van wie een twintigtal ook in de bijbel voorkomen. Hun rol is die van patriarch van het geloof, toonbeelden van vroomheid. Mohammed is volgens de koran 'het zegel der profeten', dat wil zeggen de laatste. Hoewel alle profeten volgens de koran gelijk zijn wordt Mohammed toch als de meest voortreffelijke gehouden. Van alle profeten is hij de enige die bij het laatste oordeel voorspraak (sjafa'a) mag doen.

 

5. Het hiernamaals


De Islam gelooft in een leven in het hiernamaals. Reeds in het graf heeft een moslim een voorsmaak van wat hem na het laatste oordeel te wachten staat. De gelovige zal in een ruim graf in zalige vergetelheid rusten. De ongelovigen hebben een nauw graf en worden geslagen tot op de dag van de opstanding. De algemene opstanding vormt de inleiding tot de dag van het laatste oordeel. Voor het zover is zullen er eerst een aantal tekenen zijn. Hierbij is een parallel te trekken met de apocalyps in de bijbel. De ongelovigen worden over een smalle brug naar de hel gedreven van waaraf zij in de afgrond in het vuur storten. De gelovigen bereiken via een brede brug het paradijs, aldjanna (tuin) genoemd. Volgens de Islam is alleen een verblijf in de hemel eeuwig en vertoeft men slechts tijdelijk in de hel. De hel wordt gezien als een plaats van verbete­ring waar de zondaren gelouterd worden van hun zonden opdat zij uiteindelijk hun weg naar de hemel kunnen vinden. Men verhaalt dat de profeet Mohammed heeft gezegd: "Er zal zeker een dag komen wanneer er geen enkele persoon in de hel zal zijn".

 

 

De hoofdplichten van de moslims worden meestal aangeduid als de vijf zuilen van het geloof.

 

1. De siahada, het uitspreken van de geloofsbelijdenis

"Ik getuig dat er geen god is dan God. Ik getuig dat Mohammed zijn dienaar en profeet is".

 

2. De salat, het verplichte gebed

Dagelijks zijn er vijf verplichte gebeden. De tijdstippen van de gebeden zijn: bij de dageraad voor de zonsopkomst, midden op de dag, voor de zonsondergang, na de zonsondergang en de late avond. De uit te spreken teksten en de lichaamshouding zijn voorgeschreven. De salat is een eerbewijs aan God met het lichaam, met de tong en met het hart. Het vrijdag gebed in de middag wordt, indien mogelijk, gezamenlijk in de moskee gebeden. Dit gebed wordt voorafgegaan door een preek van de imman, de geestelijk leider van de gemeenschap.

 

3. De zakat, het geven van aalmoezen

De zakat wordt ook wel aangeduid als de armenbelasting. Het geven van aalmoezen wordt in de Islam gezien als een noodzakelijk samengaan van theorie en praktijk. Geloof zonder daden heeft geen waarde, net zoals daden zonder geloof geen waarde hebben. Oorspronkelijk werd de hoogte van de gaven aan de gelovigen zelf over gelaten. 'Wat gij kunt missen' (koran 2 : 219). Later heeft men precies omschreven hoeveel men moest geven en kreeg de zakat het karakter van een belasting. In de huidige tijd is de offergave, afhankelijk van grootte en soort van het vermogen, 1/40 tot 1/5 van het bezit.

 

4. Het vasten in de maand ramadan

De koran motiveert het vasten als een uiting van dankbaarheid aan God. Het vasten in de maand ramadan begint bij het aanbreken van de dageraad en eindigt bij zonsonder­gang. Gedurende die tijd moeten zij die vasten zich onthouden van spijs en drank in welke vorm dan ook. Zieken en reizigers zijn, evenals zwangere vrouwen, vrijgesteld van het vasten. Zij moeten dit op een ander moment inhalen. Ook ouderen en mensen die lichamelijk zware arbeid moeten verrichten hoeven niet te vasten. Zij zijn echter verplicht, als zij dit kunnen bekostigen, een arme gedurende de vastenmaand te voe­den. Naast de uiting van dankbaarheid aan God geeft het vasten de volgende lessen aan de gelovigen (Akmal).

a.  Alle menselijke wezens, rijk of arm, zijn in de ogen van God gelijk. Zij zijn zonder uitzondering verplicht om de bevelen van de schepper na te komen en zij behoren elkaar daarom als broeders te beschouwen.


b.  Wanneer een rijk persoon door te vasten honger lijdt doet dit hem denken aan de armen en de wezen. Hij zal daardoor worden bewogen om hen tenminste in hun noodzakelijk levensonderhoud te voorzien.

c.  Als iemand die zich op bevel van God ervan onthoudt om het wettige te nemen dan zal hij zich terdege in acht nemen om iets onwettigs te nemen. Aldus bereikt men door het vasten een zelfbeheersing waardoor de wilskracht sterker wordt.

Het einde van de vastenmaand wordt gevierd met het suikerfeest

 

5. De haddj, de bedevaart naar Mekka

De bedevaart is een wijze van godsverering die minstens eenmaal in het leven verricht wordt. Deze plicht hoeft alleen vervuld te worden door de moslims die in staat zijn om alle onkosten voor de reis en voor het levensonderhoud van de familieleden die achterblijven te betalen. Moslims van alle werelddelen komen eens per jaar samen in Mekka ter gelegenheid van de bedevaart. Tijdens de bedevaart wordt sterk de nadruk gelegd op gelijkheid en ware broederschap. Ieder draagt de zelfde kleding die bestaat uit twee witte doeken. Het is ook een gelegenheid om met elkaar van gedachten te wisselen over allerlei zaken die met het geloof te maken hebben.

 


4. De verspreiding van de Islam

 

De verspreiding van de Islam over een groot deel van de wereld wordt soms gezien als een actieve verspreiding van het geloof. Dit is een onjuiste visie. De Islam kent geen zendingsopdracht. Verspreiding van het geloof kwam meestal na een politieke verovering of was het gevolg van handelscontacten. De veroveringen door de Arabie­ren hadden puur ten doel om de macht uit te breiden om zo de eigen welvaart te vergroten. Dat daarna steeds meer mensen tot het geloof van de Islam overgingen is een logisch gevolg. Je ziet dit ook bij de kolonialisering van gebieden door de West-Europese landen. Na de komst van de westerlingen ging de oorspronkelijke bevolking (deels) over tot het Christendom. "Wiens brood men eet, diens woorden men spreekt".

 

Bij de dood van de profeet Mohammed in 632 was er een gebied van naar schatting een derde deel van het Arabisch Schiereiland verenigd. Het is niet juist om te stellen dat dit al een Islamitisch gebied was. Joden en christenen hadden een beschermde status. Met deze groepen, die vaak nog de meerderheid vormden, bestonden goede contacten.

Na 632 werd de Islam geleid door de vier 'rechtgeleide' kaliefen die via het huwe­lijk van Fatima, de dochter van Mohammed, met Ali in rechte lijn na Mohammed komen. In dit tijdperk, dat tot 661 duurt, vindt een enorme uitbreiding van het gebied plaats. Het hele Arabisch Schiereiland wordt veroverd. In Noord-Afrika komt een gebied tot aan Tunesië onder de invloed van de Arabieren. In het noord-oosten loopt de grens van Iran via de Kaspische Zee tot het oosten van Turkije. Dit is ook het tijdperk waarin in de Arabische wereld grote belangstelling ontstond voor het werk van de Griekse filosofen en hun werk in het Arabisch vertaalden.

Daarna kwam het kalifaat van de Oemajjaden (661-750). Onder dit kalifaat werden grote delen van het Perzische rijk, heel Noord-Afrika en heel  Spanje door de Arabie­ren veroverd. Pas is 732 werd de Arabische verovering in het westen bij Poitiers een halt toegeroepen.

Het hierop volgend kalifaat was dat van de Abbasiden (750-1258). In het begin van deze periode was er een verslechtering in de verhouding tussen de moslims enerzijds en de joden en de christenen anderzijds. Klein-Azië (globaal gezien het huidige Turkij­e) was tot die tijd een deel van het Byzantijnse rijk. Rond 1050 vond er een inval plaats van Turken uit Centraal-Azië in Klein-Azië. De Byzantijnse keizer voelde zich bedreigd en vroeg om hulp uit het westen. Daaraan werd gehoor gegeven en zo ontstonden de kruistochten die in West-Europa georganiseerd werden onder het motto van een heilige oorlog om Jeruzalem uit handen van de moslims te houden, maar die vooral tot doel hadden om de handelsweg naar Azië in handen te houden.

In de late Middeleeuwen (1258-1517) is de uitbreiding van het Turkse rijk, en daarmee die van de Islam, vooral in oostelijke en noord-westelijke richting. In Oost-Europa en Klein-Azië ontstaat het machtige Ottomaanse rijk dat van de Balkan tot ver in Azië strekt.

 


De islamisering is niet altijd het gevolg geweest van een verovering door de Arabieren of de Turken. Hier volgen een paar voorbeelden. In Indonesië is de Islam vanaf het einde van de dertiende eeuw verspreid door Maleise handelaars die via Malakka handel in de archipel dreven. De oudst bekende moskee van Indonesië staat in Demak op Midden-Java en stamt uit 1479.

In "zwart" Afrika, het gebied ten zuiden van de Sahara is ook het geloof via hande­laars terecht gekomen. Deze weg liep vanuit het reeds geïslamiseerde noorden van Afrika via het open steppengebied van de Sahel naar het zuiden.

De verbreiding van de Islam in de staten van West-Afrika is vooral via de toenmali­ge vorsten gegaan. Deze trokken vaak moslimse adviseurs aan die over kennis en nuttige contacten beschikten. Zij konden dan ook zelf tot de Islam overgaan, een in hun ogen een superieure godsdienst. In bijvoorbeeld Senegal en Gambia is op dit moment ruim 90% van de bevolking moslim.

In West-Europa heeft de Islam zich vooral door migratie verspreid. De dekolonisa­tie heeft er voor gezorgd dat een groot aantal moslims zich na het verkrijgen van de zelfstandigheid naar het 'moederland' emigreerden. Een tweede groep migranten vormen de mensen die in de jaren zestig als goedkope arbeidskrachten werden aang­etrokken en die hier zijn blijven wonen.


5. De Islam in Nederland

 

De Islam heeft in Nederland geen wortels. Nederland is nooit door de Arabieren veroverd geweest en zij hebben dus ook geen culturele of religieuze invloed op de samenleving gehad.

Vanaf de Middeleeuwen is er wel interesse voor de Islam geweest. Deze interesse was vooral van wetenschappelijke aard. In Nederland wordt al vrij snel na de stichting  van de universiteit van Leiden in 1575 Arabisch en Islam onderwezen. Deze interesse werd soms, en dan vooral bij theologen, ingegeven om een verklaring te vinden om de superioriteit van de eigen godsdienst te bewijzen. En omdat de theologen de opleiding van de predikanten verzorgden, die op hun beurt het volk moesten leren, kan er hierdoor een negatief beeld van de Islam bij de bevolking zijn ontstaan. Geleidelijk aan is deze negatieve houding veranderd in een meer positieve waarbij het vooral gaat om het begrijpen.

 

De eerste moslims die naar Nederland kwamen waren in 1951 enkele honderden Molukse moslims. De 25.000 Surinaamse moslims die hier kwamen na de onafhank­elijkheid van Suriname in 1975 vormen een deel van de Nederlandse koloniale erfenis. De eerste moskee in Nederland (1953) stond in Balk in de provincie Friesland en was Moluks. De meerderheid van de moslims in Nederland wordt gevormd door de Turken en Marokkanen die in de jaren zestig van de twintigste eeuw als goedkope arbeiders werden geworven. Aanvankelijk werden zij als 'gastarbeider' aangeduid. Later veranderde dat in buitenlandse werknemers en dat weer in culturele of etnische minderheden en tenslotte in allochtonen. Vanaf de jaren zeventig was gezinshereni­ging toegestaan en zijn de meesten gebleven (Wagtendonk).

Er wonen naar schatting ongeveer 700.000 moslims in Nederland. Het exacte aantal is niet bekend omdat er sedert de volkstelling van 1971 niet meer naar religieu­ze overtuiging gevraagd wordt. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat alle Turken en Marokkanen moslim zijn zoals alle Nederlanders in de statistieken christen zouden zijn. Dit is mijns inziens een manier van tellen waar je een vraagteken bij kunt zetten. De verdeling naar land van herkomst van de moslims in Nederland is: Turkije, Algerij­e, Tunesië en Marokko 87,7%, waarvan het grootste deel uit Turkije, gevolgd door Marokko, Nederland 6,5%, Suriname 2,3% en overigen 3,5% (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, 1982).

De moslims in Nederland vormen geen eenheid. De oorzaak hiervan is dat de Islam in Nederland allereerst is georganiseerd op basis van de taal. Maar ook de verschillen­de religieuze stromingen binnen de Islam zorgen voor een verdeeldheid. Op een paar uitzonderingen na is er in Nederland geen moskee te vinden waar mensen met een verschillende achtergrond elkaar ontmoeten.


6. De Islam in Leiden

 

Om enig inzicht te krijgen hoe de positie van de moslims in Leiden is heb ik contact opgenomen met de Turkse moskee. Een zestal vragen zijn schriftelijk voorgelegd aan mevrouw Emine Güney, adviseur van de Turks Islamitische Culturele Vereniging. Hieronder volgen de vragen en haar antwoorden.

 

1. Hoe groot is de moslim gemeenschap in Leiden?

In 1974 zijn de Turken zich in Leiden en omgeving (Leiderdorp, Oegstgeest, Voor­schoten, Zoetermeer, Zoeterwoude, Katwijk, Noordwijk, enz.) gaan organise­ren. Toen is de Turkse moskee in Leiderdorp opgericht, omdat er daar meer Turken woonden. Na gezinshereniging is het aantal van Turken gestegen, de ruimte in Leider­dorp was te krap geworden. In 1984 heeft de moskee in Leiden het voormalige rode kruis pand gekocht. Uiteraard is het aantal Turken blijven groeien mede door gezins­uitbreiding, huwelijken, enz. Dit pand werd ook te krap. Dat niet alleen maar als je naar de moskee kwam werd je al gauw beloond met een parkeerboete. Ja de gebeden liepen ook wel eens uit, dus een boete lag op de loer. Dus hebben wij een voormalig kerkpand gekocht in Leiden‑Noord. Nu zijn onze ruimte problemen en onze parkeer problemen opgelost. Wij zijn hier gevestigd sinds 1994 en het bevalt ons uitstekend. In Leiden wonen ongeveer 1290 Turken, hiervan zijn 1200 moskee gangers, dus ook lid van ons. Omdat wij de enige Turkse moskee zijn in de regio komen de buursteden ook bij ons.

 

2. Er zijn Turkse en Marokkaanse gemeenschappen. Is er, behalve de verschillende achtergrond wat betreft taal en cultuur, een verschil tussen deze gemeenschappen?

Deze twee gemeenschappen hebben alleen het geloof gemeen verder helemaaaaaaaaal niets, zelfs het geloof wordt anders door hun geïnterpreteerd. Turken zijn qua organi­satie en samenwerking veel meer gedisciplineerd. Bij ons is de drempel tot communi­catie veel lager. Mensen en of organisaties kunnen makkelijker naar ons komen en andersom. De Marokkaanse gemeenschap is gesloten. In Leiden heb je twee Marok­kaanse moskeeën en drie verenigingen. Maar ja in verhouding wonen er ook meer Marokkanen (in Leiden en omgeving zo ongeveer 10.000). De scheiding van Kerk en Staat zie je heel duidelijk weer terug in de Turkse gemeenschap, bij Marokkanen is dat niet zo. Wij kunnen onze jongeren en vrouwen beter bereiken en hebben goede verstandhouding. Dit kan de Marokkaanse gemeenschap niet zo goed. Een Nederlan­der kun je ook niet met een Ethiopisch christen vergelijken.

 

3. Wat betekent het geloof voor een moslim in Leiden in de praktijk van het dagelijks leven?


Als moslim zijnde moet je aan aantal dagelijkse verplichtingen voldoen, bv 5 maal per dag het ritueel gebed. Het geloof heeft degelijk invloed voor de mensen. In alles wat zij doen als moslims horen zij rekening te houden met geloof, bv netjes en aardig doen tegen mensen, hulp aanbieden als dat nodig is, als je wat gegeten hebt gooi je het afval niet op de grond maar in een afvalbak, als je eet vul 1/3 van je maag met eten 1/3 met water en 1/3 met lucht. Het verdelen van de dag is ook heel erg belangrijk dus wer­ken, vrijetijdsbesteding, gebed en rusten/slapen hoor je evenredig te verdelen enz. Deze zijn ook belangrijke regels van de Islam en een goed moslim hoort dit in acht te nemen. Wel moet ik zeggen dat mensen soms een mengelmoes maken van geloof en cultuur. Dit zijn mensen die het geloof niet goed begrijpen.

 

4. Hoe groot is de betrokkenheid van jongeren (ongeveer 15‑25 jaar) bij de Islam?

In verhouding gaan de jongeren veel bewuster om met het geloof. Zij verdiepen zich meer in het geloof en nemen de tijd en de moeite om wat ze niet begrijpen grondig uit te zoeken. De betrokkenheid van jongeren met het geloof zie je heel duidelijk op in de weekenden en op de vrijdagmiddag gebeden. Er zijn veel jongeren die individueel les komen nemen van de Imam. Wij hebben iedere zaterdag en zondag  en door de weeks op woensdag speciale lessen voor jongeren, aan de aantallen kun je merken dat zij wat willen leren. Je kan eigenlijk jongeren niet vergelijken met de eerste generatie Turken. Jongeren hebben een druk bestaan, zij gaan naar school, ze werken en daarnaast heb je veel jongeren die na het werk allerlei sociale activiteiten hebben.

 

5. Hoe is de verhouding met de andere geloven in Leiden?

Heeeeeeel goed. Wij werken al meer dan 15 jaar met verschillende geloofstromingen, kerken. Het gaat heel goed. Wij organiseren heel vaak gezamenlijke activiteiten, komen bij elkaar langs als er iets is, vragen elkaars hulp als dat nodig is. Tot nu toe gaat het heel goed. Wij hebben ook een heel goed relatie met andere instan­ties/organisaties. Wel moet ik zeggen dat ze in het begin moeilijk vonden om met een moskee te werken, omdat zij ons met de Marokkaanse gemeenschap vergeleken. Maar na een gesprek veranderde hun mening wel.

 

6. Hoe ziet u de toekomst van de moslim gemeenschap in Leiden?

Ik denk naar mate de generaties voorbij gaan zullen de jongeren, zoals ik al boven gezegd heb, veel bewuster met het geloof om gaan. Ook het gebruik van de moskee zal anders zijn, omdat de besturen nu uit met name de eerste generatie bestaan, die de taal en de Nederlandse systeem en bureaucratie niet goed kennen. Deze jongeren zullen later helemaal geen problemen hebben.  Verder dan dit zal het niet veel veran­deren. Het geloof blijft voor jongeren belangrijk. Wel denk ik dat de moslim gemeen­schap in Leiden zal afnemen omdat er weinig mensen meer bij komen en ouderen of remigreren of overlijden. En mogen er toch nog Turkse mensen bij komen met islami­tische achtergrond dan zullen dit vluchtelingen of asielzoekers zijn.

 


7. Conclusie

 

Het bestuderen van de Islam, de tweede godsdienst van Nederland, en daarmee onze geestelijke 'buren', is een interessante ontdekkingsreis geweest. Het is helaas niet mogelijk om in het beperkte kader van deze scriptie alles te vermelden. Zo zijn de verschillende geloofsrichtingen binnen de Islam niet genoemd. Deze verdeeldheid is naar mijn inschatting even groot als die binnen het Christendom. Door deze verdeeld­heid is het dus niet mogelijk om te spreken van dé moslim of van dé Islam, net zo als dat dit niet mogelijk is bij het christelijk geloof. Ook de boeiende achtergrondverhalen over de wereld en het leven waarin de Islam is ontstaan zijn in deze scriptie niet genoemd.

Deze scriptie is in twee delen te onderscheiden. In de paragrafen 2, 3 en vier wordt een overzicht gegeven van het ontstaan, de leer en de verspreiding van de Islam. Wat opvalt is dat de Islam in een heel andere ‘tijd’ is ontstaan dan het Christendom. De christenen waren in de eerste eeuwen een geloofsgemeenschap die sterk vervolgd werd en daardoor een puur religieuze beweging was. Pas later ontstond er binnen het Christendom een samengaan van de wereldlijke en de kerkelijke macht. Het ontstaan van de Islam als godsdienst is, zeker in de beginjaren, een samengaan geweest van politieke veroveringen en verspreiding van het geloof. In zekere zin is dit in de huidige tijd nog terug te vinden. Daar waar in de overwegend christelijke landen er een schei­ding bestaat tussen kerk en staat is de verhouding tussen kerk en staat in een aantal islamitische landen heel sterk verweven. Denk hierbij aan landen in het Midden-Oos­ten zoals Iran. Het grote punt van verschil tussen de Islam en het Christendom is de erkenning van Jezus als zoon van God. Voor de moslims is het ondenkbaar dat God deelbaar is. Als God, zoals in het christelijk geloof, als mens op aarde verschenen zou zijn dan betekent dat dat God niet volmaakt is en daarom wordt deze leer verworpen. Verder zijn in de leer van de Islam heel veel regels te ontdekken die parallel lopen met de leefregels zoals die in de joodse en christelijke leer te vinden zijn. Ik zou die over­eenkomst in leer- en leefregels willen samenvatten met het woord eerbied. In alle drie de bovengenoemde godsdiensten speelt eerbied een belangrijke rol in het dagelijks leven. Eerbied voor God die alles, dus ook jou persoonlijk, geschapen heeft en eer­bied voor de wereld waarin je leeft, dus ook voor je medemensen.

In de paragrafen 5 en 6 is geprobeerd om een inzicht in de positie van de Islam in Nederland en  Leiden te krijgen. Voor Nederland geldt dat doordat de Islam vooral door migratie uit een aantal verschillende landen in ons land is gekomen er daardoor geen eenduidig beeld van de Islam gegeven kan worden. In deze scriptie is niet in-gegaan op de verschillende stromingen binnen de Islam die in Nederland voorkomen. Dit zou al stof voldoende zijn voor een aparte scriptie. De Islam groeit in Nederland nog steeds al wordt deze groei de laatste jaren kleiner door een kleinere gezinsgroot­te. Ook is de aanwas van buitenaf door migratie vrijwel gestopt.


Voor wat betreft Leiden is alleen gekeken naar de Turkse moslimse gemeenschap. Dit is slechts een minderheid van de moslims in Leiden en omgeving. De verschillen tussen de Turkse gemeenschap en de Marokkaanse gemeenschappen zijn groot, maar het wordt uit het antwoord op vraag 2 in paragraaf 6 niet duidelijk wat deze verschil-len precies zijn, b.v. of de voornaamste oorzaak een etnische of een religieuze is. Uit de antwoorden op de vragen 3 en 4 blijkt dat het geloof in het dagelijks leven een vaste plaats inneemt, ook bij de jongeren. Binnen de Turkse gemeenschap worden jongeren gestimuleerd om te leren. Voor de toekomst denkt men dat er een stabiele gemeenschap zal ontstaan, zowel in aantal gelovigen als in de structuur van de ge­meenschap. Bij het antwoord op vraag 6 is de verwachting van een verdere integratie met behoud van de eigen identiteit.


8. Geraadpleegde literatuur

 

Akmal, A.H., Wat is Islam, Hoevelaken, Verba, 1991

Demir, F., De Islam, Den Haag, Islamitische Stichting Nederland, ?

Waardenburg, J. (redactie), Islam, Norm, ideaal en werkelijkheid, Houten, Fibula, 2000

Wagtendonk, K., De Islam in Nederland, Arays ve Islam, 1991, 5/6, p. 9-15

 

De citaten uit de koran zijn afkomstig uit: De heilige koran, uitgegeven door de Mohammadi Stichting Nederland, Amsterdam, 1988

 

Een tweetal boeken die niet bij het tot stand komen van deze scriptie gebruikt zijn maar die als lectuur aan te bevelen zijn:

Armstrong, K., Een geschiedenis van God, Baarn, Anthos, 1995

Clarke, P.D., Godsdiensten van de wereld, Houten, Unieboek, 1993

 

Voor paragraaf 6, de Islam in Leiden, is gebruik gemaakt van een aantal vragen die schriftelijk gesteld zijn aan mevrouw Emine Güney, adviseur van de Turks Islamitishe Culturele Vereniging.

 


9. Nawoord

 

In de inleiding van deze scriptie heb ik aangegeven dat de reden om de Islam als onderwerp voor deze scriptie te kiezen het beter begrijpen van de moslims is geweest. Ik denk dat dit in hoofdlijnen gelukt is. Ontstaan, leer en verspreiding van de Islam zijn in grote lijnen duidelijk geworden. Over de positie van de Islam in Leiden ben ik slechts gedeeltelijk (de Turkse gemeenschap) iets te weten gekomen. Misschien dat dit een goede basis is om door te gaan.

Bij het lezen van het boek waarvan Waardenburg de redactie heeft ging het eerst even duizelen. Het onderwerp is heel veel omvattend en daardoor heb ik onderdelen weg moeten laten, zoals de verschillende stromingen binnen de Islam, de Middeleeuw­se tijd en de ontwikkelingen van de Islam in de verschillende delen van de wereld in de moderne tijd. Dit is niet gedaan omdat deze onderwerpen niet interessant zijn maar het zou te veel worden. Bovendien is daardoor ruimte gekomen om aandacht te besteden aan de Islam in Nederland en in Leiden, mijn woonplaats. Het hemd is tenslotte nader dan de rok.

De keuze voor dit onderwerp is gemaakt voor de afschuwelijke aanvallen in de Verenigde Staten van Amerika op 11 september 2001. Ik heb geprobeerd om deze gebeurtenis buiten deze scriptie te houden. Dat is niet altijd even gemakkelijk. In gesprekken met anderen, moslims en christenen, is het toch iets dat vaak ter sprake komt, al of niet gewild. Ik hoop dat het geen invloed op deze scriptie heeft gehad maar ik denk dat een ander dat beter kan beoordelen dan ik zelf.

 

Ik wil twee mensen nadrukkelijk bedanken.

In de eerste plaats Hasan Güney, de voorzitter van de Islamitische Stichting Neder­land. Mijn eerste contact met de moslims in Leiden was met hem. Zijn ontvangst was heel hartelijk en hij heeft met wat informatie en een koran met een Nederlandse vertaling meegegeven. Wetenschappelijk ben ik in dit gesprek geen stap verder geko­men.

Als tweede wil ik Emine Güney, adviseur van de Turks Islamitische Culturele Vereniging, bedanken. Op mijn vraag of ik haar een aantal schriftelijke vragen over de Islam in Leiden mocht opsturen reageerde zij meteen spontaan. Zonder haar mede­werking zou het niet mogelijk geweest zijn om de paragraaf over Leiden te schrijven.

 

Aart Boekee.

 

Oktober 2001



[1]

 In het boek van Waardenburg wordt als tekst uit de koran soera 5 vers 3 genoemd. Dit vers uit de koran gaat over het verbod op het eten van varkensvlees en andere spijsvoorschriften. Ik heb dit citaat niet in de koran kunnen vinden.