Meditatieviering in de 40-dagentijd 30 maart 1995

Teksten:
1 Johannes 2: 15 - 17
1 Johannes 3: 16 - 20 en 4: 7 - 12

Mag ik u een ogenblik meenemen naar Golgota. In het laatste uur van zijn leven hier op aarde ziet Jezus zijn moeder en de leerling die Hij liefhad bij het kruis staan. Onpeilbaar moet hun verdriet zijn geweest bij het zien van dit lijden. Jezus ziet dit en Hij zegt tegen zijn moeder: Vrouw, zie uw zoon. Daarna zegt hij tot zijn leerling: Zie, uw moeder. En van dat uur af nam de discipel haar bij zich in huis. Hoewel het nergens beschreven is mogen wij aannemen dat deze leerling van Jezus Johannes was. De leerling die Jezus liefhad. Liefhebben is hier dan ook geen woord maar veeleer een daad.
Wanneer Johannes later zijn brieven schrijft dan zijn deze ook door-tro¬kken van de liefde. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Paulus zijn de brieven van Johannes niet gericht aan een bepaalde gemeente of een persoon maar aan alle mensen, dus ook aan ons. Wat direct opvalt is de toon waarin de brief geschreven is. Johannes spreekt ons niet toe met een terechtwijzende vinger, maar hij noemt ons kinderen, vrienden, alsof hij zijn arm over onze schouder legt en ons zo de goede kant op wil sturen.
Maar in de gedeelten die wij vanavond gelezen hebben maakt hij eerst een tegenstelling tussen de liefde voor de wereld en de liefde voor God de Vader. De wereld, wat is dat volgens Johannes? Zijn wij zelf niet de wereld? Wij, onze medemensen, de planten en de dieren? Mogen wij daar niet van houden? Natuurlijk mag, nee moet, dat. Wij zijn door God geschapen op deze wereld en hebben daardoor een vergaande verantwoording voor elkaar en voor de natuur rondom ons gekregen. Wat Johannes, denk ik, hier bedoelt met de wereld is een houden van dat alleen op je eigen ik gericht is. Een houden van dat geen rekening houdt met medemensen of zelfs ten koste kan gaan van medemensen. Een leven dat volgens Johannes niet goddelijk en daarom ook niet menselijk is.

Hoe zou het dan wel kunnen? Johannes laat ons zien dat liefde een onderlinge verbondenheid betekent. De band tussen ons en God maakt de liefde tot onze naaste mogelijk. Gods liefde als stimulans voor de menselijke liefde. Andersom is in de liefde voor je naaste de band met God zichtbaar, alsof je in een spiegel kijkt. De ene verbondenheid is dus niet los te maken van de andere. De grote motor in dit verbond van liefde is God. Hij geeft ons de zekerheid dat wij bij Hem thuis horen, ook als wij aan onszelf en aan ons doen en laten gaan twijfelen, want God is groter dan ons hart. Zijn liefde voor ons zullen wij misschien wel nooit begrijpen, maar kunnen wij wel altijd ervaren.
Wij zijn dus onlosmakelijk in een driehoek aan elkaar verbonden, God, mijn naaste en ik. Dat geeft een bevrijdend gevoel. ¬¬¬Je relatie met God kan onder druk komen te staan, zo ervaar ik dat soms. Je kunt het gevoel krijgen dat God je in de steek laat, of wat nog erger is dat ik God niet meer zie. Gelukkig mag je er dan op vertrouwen dat er mensen om je heen zijn die je opvangen en je op de been houden. Andersom, als je leven met je medemens vastloopt dan weet je dat je altijd op God kunt vertrouwen.
Het geeft ook een verplichting. Wanneer wij de liefde van God aanvaarden dan moeten wij deze ook delen met anderen, je naasten.
Je naaste liefhebben; Johannes is daar heel duidelijk in, niet met woorden maar met concrete daden. Maar wie is dan mijn naaste? Vijf minuten naar het televisiejournaal kijken of één pagina in de krant lezen geeft je zo een gevoel van machteloosheid dat je denkt hier is geen beginnen aan. Er is zo veel leed in de wereld en alleen kun je er niets aan doen.
Laten we in alle bescheidenheid eerst maar bij onszelf beginnen. Een zakdoek, onopvallend in de hand van iemand gedrukt die door de tranen geen zicht meer op het leven en de toekomst heeft is meer waard dan duizend woorden. Naastenliefde is om te beginnen hoe ga je om met je partner, je kinderen, je ouders, je buren? Zij zijn toch de meest naaste mensen in je leven. Als het lukt om in die kleine kring Gods liefde te ontvang¬en, te delen en door te geven dan sta je sterk genoeg om verder te gaan.

Wij zijn op weg naar pasen, het vieren van het leven dat de dood heeft overwonnen. Op deze weg komen wij, of we willen of niet, langs Golgota. Laten wij daar met elkaar een moment stil zijn en luisteren naar Hem als Hij ons ziet en tegen ons zegt; mens,zie, uw medemens.