Meditatieviering in de adventstijd                              20 december 2001

 

Teksten:

Jesaja 9: 1 - 6

Lucas 2: 1 - 15

 

 

De dagen voor kerstmis worden in de volksmond wel aangeduid als "de donkere dagen voor kerst". Op zich is dit natuurlijk een heel logische aanduiding voor deze dagen. Het zijn immers de kortste dagen van het jaar. Bijna al het blad is van de bomen gevallen en er is nog weinig in de natuur te zien dat op een nieu­we lente wijst. Goed, aan sommige bomen zijn de knoppen al gezwollen als teken van een nieuw leven, maar hoeveel mensen zien dit? Kortom, dit is een tijd van wachten op een andere tijd, op leven en licht en bloeiende bloemen in de tuin. Maar het lijkt wel alsof het eerst donker moet zijn voordat wij het licht gaan waarderen.

 

In de tijd van Jesaja werd Judea, het zuidelijk deel van het rijk Israël, bedreigd door Assyrië, een sterk rijk in het zuiden. Een tijd waarin de soldatenlaarzen dreigend in de straten te horen waren. Voor Jesaja was deze bedreiging een teken van Gods straf omdat het volk God niet meer wilde gehoorzamen en geen vertrouwen meer in Hem wilde schenken. Het volk wandelt in duisternis zegt hij in het eerste vers van hoofdstuk 9. Je zou nu denken dat hij het volk er flink van langs gaat geven om wat zij hebben gedaan, of om wat zij juist niet hebben gedaan, leven volgens de wil van God. Maar nee, nog in het zelfde vers van hoofdstuk 9 zegt Jesaja dat dit volk een groot licht zal zien. Uit de duisternis zal een groot licht stralen.


 

Hoe dan? Zal het volk Israël grote militaire overwinningen op de bedreigende buurvolken behalen en zo weer een machtige positie bereiken? Nee, het zal een kind zijn dat de vrede tussen de mensen onderling en tussen de mensen en God zal brengen. Een kind, hoe kan dat mogelijk zijn? Je moet dan toch wel een enorme optimist zijn om dat te geloven. En toch geeft Jesaja dit kind de namen Wonderbare Raadsman, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredevorst (vert. NBG 1951). Om zulke namen te geven aan een kind dat nog geboren moet worden en dan ook nog te voorspellen dat door dit kind een einde aan alle oorlog en on­derdrukking zal komen; dan moet je wel een enorme optimist zijn, want hoe is dit mogelijk. Hoe, dat is voor Jesaja duidelijk. Het zal niet door ons mensen komen. Nee, het is God die ingrijpt in de geschiedenis van ons mensen. De almachtige Heer zal dit tot stand brengen in zijn vurige liefde (vert. Gr.nB), zegt hij.

 

We zijn vervolgens een paar honderd jaar verder in de tijd. Ook nu nog dreunen de soldatenlaarzen in de straten van Israël. Waar is God? Geen mens die het weet. Wat is er overgebleven van de woorden die Jesaja lang geleden sprak? Waar blijft de Vredevorst? De mensen weten het niet meer. En dan komt God. Weer niet zoals je misschien menselijkerwijs zou verwachten door militair geweld. Nee, het is zoals Jesaja heeft voorspeld, een hulpeloos en weerloos kind. Een meisje, Maria, is zwanger en zonder het te weten is een heel volk, is de hele wereld zwanger. De dagen zijn vervuld. De tijd is gekomen dat de profetie van Jesaja werkelijkheid zal worden. En dan wordt het beloofde kind geboren. Op een voor ons onmogelijke plek en uit eenvoudige ouders. De eerste getuigen zijn de herders, gewone simpele mensen die dicht bij de natuur leven. Geen kanonschoten bij deze koninklijke geboorte maar een koor van engelen die ergens op een afgelegen plek zingen van het heil dat over deze wereld gekomen is. Het lijkt zo weinig. Het lijkt al bij voorbaat te zijn mislukt deze "koninklijke geboorte". Wie zal het geloven dat dit hulpeloos kind, zoals wij nu zingen, de verlosser van de wereld is en dat door alles wat hij zal gaan doen zichtbaar zal maken. Maria, Jozef, de herders en wat later de drie wijzen uit het Oosten, zijn zij niet enorme optimisten om dit te kunnen en willen geloven?

 


 

Wij leven nu in een tijd die inmiddels twee duizend jaar verder is. En is er iets verbeterd in de wereld sinds de geboorte van de Vredevorst? Op deze vraag hoef ik hier en nu geen antwoord te geven. Tien minuten naar het nieuws kijken of de krant lezen laten ons weten dat we op de weg van de vrede nog geen meter zijn opgeschoten. Het geluid van de dreunende soldatenlaarzen wordt nu aangevuld met geluiden van de explosies van de bommen en met de beelden van totaal ontheemde mensen.

Maar kunnen wij dan nog wel kerstfeest vieren, mogen wij het wel vieren als we twee duizend jaar lang blijkbaar niets met deze boodschap van heil en vrede hebben gedaan? Is het niet beter om de kerstboom maar weer af te tuigen en de ballen en de lampjes te bewaren voor betere tijden? Ik denk dat dat het beste is als kerstfeest alleen maar het nostalgisch herdenken is van iets dat lang geleden in een stal gebeurd is, hoe mooi en romantisch we het ook hebben ingekleurd in de loop van de geschiedenis. Dan is het kerstfeest een dood iets geworden met alleen maar veel uiterlijk vertoon.

Maar hoe kunnen we dan wel het kerstfeest vieren? Misschien door ons te beseffen dat de geboorte van Christus geen eenmalige gebeurtenis is geweest waarna het leven zijn gewone loop heeft hernomen. Nee, in die nacht is er iets heel wezenlijks gebeurd. God is op aarde gekomen en God komt nog iedere dag op aarde. Iets van het Goddelijk Kind en daarmee het Goddelijk Licht, Gods bedoeling met de mensheid wordt steeds opnieuw in de mens geboren, in u en in mij. Als we goed kijken kunnen we het ontdekken, bij jezelf, maar vaak is het nog veel duidelijker in de medemens van goede wil te zien. Maar als net als twee duizend jaar geleden God in Jezus geboren werd en God nu nog steeds in ons geboren wordt dan betekent dat dat we volgens Jesaja ook iets van de vredevorst in ons hebben, al is het in ons geval misschien niet met een hoofdlet­ter geschreven? Zoals de zwellende knoppen aan de nu nog kale bomen een teken van nieuw leven zijn, zo dragen ook wij tekens van nieuw leven, van een mogelijke, een komende, vrede met ons. Het is misschien soms, net als buiten in de natuur, soms moeilijk dit in onszelf of in anderen te zien, maar de tekens zijn er. Daar geloof ik heilig in. Zijn wij, als we zo denken dan geen enorme optimis­ten? Ik denk van wel. Maar als we beseffen dat het kerstfeest een doorgaand feest van belofte is dan mogen we enorme optimisten zijn en kunnen we echt kerstfeest vieren.