Meditatieviering in de 40-dagentijd                                     19 maart 1999

 

Lezing:

Lucas 23: 33 - 43

 

 

Leven is continue op weg zijn. Morgen zal het anders zijn dan vandaag, zoals ook vandaag met gisteren verschilt.

Ook Jezus is in zijn leven altijd op weg. Hij gaat van ontmoeting naar ontmoe­ting met mensen. Op zijn reis wordt hij vergezeld door een aantal vrienden, zijn leerlingen. In het verhaal dat wij zojuist hebben gehoord is Hij op weg naar Jeruzalem. Hij weet dat Hij daar vijandig zal worden ontvangen en dat de leiders van het volk Hem willen doden. Hij heeft het zijn leerlingen verteld maar die hebben het niet begrepen. Daarom heeft Jezus hen gevraagd er niet over te praten om verwarring te voorkomen.

 

Halverwege gaat hij met Petrus, Johannes en Jacobus de berg Tabor op om er te bidden, misschien om er tot rust te komen en te spreken met God zijn Vader hoe het verder moet. Terug naar het veilige vertrouwde Galilea dat achter Hem licht, of de andere kant op en de steile weg naar beneden, naar Jeruzalem, volgen.

Dan verschijnen daar Mozes en Elia, de vertegenwoordigers van de wet en de profeten uit het Oude Testament. De schrijver wil hiermee aangeven dat Jezus niet zo maar iemand is die uit het niets tevoorschijn is gekomen, maar iemand die de lijn van het verleden doortrekt naar de toekomst. Mozes en Elia praten met Jezus over wat Hem in Jeruzalem te wachten staat. Zijn zij door God gezonden om Hem moed in te spreken? Het staat er niet, ook niet bij de andere evangelisten die deze gebeurtenis beschrijven, maar het kan best zo zijn.


 

De drie leerlingen zijn in slaap gevallen. Misschien zijn ze zowel lichamelijk moe van de tocht de berg op als geestelijk door de veelheid van dingen die ze in de afgelopen tijd hebben meegemaakt en die hen in verwarring hebben gebracht, zoals de aankondiging van Jezus van zijn lijden en sterven in Jeruzalem. Wan­neer zij wakker worden zien zij het pas, Jezus stralend in zijn heerlijkheid en Mozes en Elia. De schilder van de icoon waarvan u een kopie op de omslag ziet heeft hun reactie treffend uitgebeeld. Petrus met de hand als herkenning uitge­stoken, Johannes met stomheid geslagen en Jacobus is er letterlijk helemaal ondersteboven van.

Even is daar boven op de berg een glimp van de hemelse heerlijkheid te zien en Petrus wil dit vasthouden door drie tenten te bouwen. Deze ervaring is te mooi om voorbij te laten gaan. Maar hij is nog niet uitgesproken of er komt een wolk die alles aan het zicht onttrekt. Mozes en Elia verdwijnen in de mist. Dan horen zij de stem die  zegt: Deze is mijn zoon, de uitverkorene, hoort naar hem. Met deze woorden zullen zij, samen met Jezus, verder moeten.

Ook nu vraagt Jezus hen het aan niemand te vertellen tot na zijn opstanding. Eerst moet deze ervaring een plaats in het grote geheel krijgen.

 

 

Ook op onze levensweg komen we bergen tegen. Er gebeuren dingen of er overkomt je iets waar je als een berg tegen opziet. Je bent dan gelukkig als er vrienden bij je zijn die met je mee willen op het pad naar boven. Zelfs als die vrienden, net als de leerlingen van Jezus, wel eens in slaap vallen en tijdelijk onbereikbaar zijn.

Dan ben je daar boven op die berg, en dan. Als je terugblikt en je ziet het vertrouwde verleden denk je dan, ik ga niet verder en als je vooruit kijkt en je ziet dat het moeilijk kan zijn om verder te gaan denk je dan dat durf ik niet.

In de lezing uit het Oude Testament hoorden ook we van iemand die boven op een berg was. Elia, gevlucht omdat zijn leven gevaar liep is de richting in zijn leven kwijt. Daar in het zachte ruisen van de wind ervaart hij Gods aanwezig­heid en zegt een stem hem hoe hij verder moet.


 

Boven op de berg ben je ergens tussen hemel en aarde, misschien een plek om, net als Jezus, even te rusten en te bidden hoe verder te gaan. Misschien ontmoet je daar, door God gezonden, mensen die je moed inspreken voor de toekomst, Misschien krijg je daar een glimp van de hemelse heerlijkheid te zien. Of je komt er in een wolk terecht en ben je je uitzicht en je gevoel voor richting kwijt en ben je, net als de leerlingen van Jezus, doodsbang. Stel je dan open voor een stem die je zegt hoe verder te gaan, dan kan je verder gaan, vergezeld van je vrienden,de weg die je moet gaan want je weet je verzekerd van Gods aanwezigheid.

 

 

Tot slot uit het joodse gebedenboek het

Gebed voor het op weg gaan.

 

'Mag het uw wil zijn,

Heer onze God en God van onze vaderen

dat U ons leidt in vrede, onze stappen richt in vrede,

en ons doet bereiken de plaats van ons verlangen,

ten leven, tot vreugde en in vrede;

en dat U ons redt

uit de macht van al wat er in de wereld kan gebeuren,

dat U zegen geeft over het werk van onze handen,

en ons tot behagen, tot trouw en liefde maakt

in de ogen van U en van allen die ons zien,

en de stem van ons smeken hoort;

want U bent een God die gebed en smeking hoort.

gezegend Gij Heer onze God, die het gebed hoort.'