Meditatieviering in de 40-dagentijd                                                                         19 maart 1998

 

Teksten:

Psalm 69: 14 - 37

Lucas 23: 33 - 43

 

 

  Daar hangt Hij dan, aan het kruis, letterlijk tussen hemel en aarde. Van zijn Vader in de hemel krijgt Hij geen antwoord. Zwijgen is vaak dodelijker dan spreken.

  Op aarde zijn maar een paar mensen Hem tot het einde toe trouw gebleven; zijn moeder, Johannes zijn beste vriend en nog een paar anderen. De menigte die een week geleden nog bij zijn inkomst in de stad Jeruzalem de takken van de bomen trok en de mantels op de grond wierp om hun koning welkom te heten is nu veranderd in een spottende, een vijandige menigte die zich staat te vermaken aan het lijden van een ander, een medemens. De menigte die, zoals Lucas enige hoofdstukken daarvoor vertelt bij zijn intocht nog uitroept "Gezegend Hij, die komt, de Koning, in de naam des Heren: in de hemel vrede en ere in de hoogste hemelen. Gisteren nog hosanna, vandaag hangt Hij aan het kruis.

  Ik denk dat dit spotten Jezus heel diep in zijn ziel getroffen moet hebben. Zoveel mensen die aanvankelijk zeggen je vriend te zijn, maar die als het er echt op aan komt om te kiezen afhaken en meelopen met de massa die in dit geval deskundig door de schriftgeleerden en overpriesters geregisseerd en gemanipu­leerd wordt. En toch, Jezus vervloekt deze mensen niet. Hij zou er volgens onze maatstaven alle reden toe hebben. Hij blijft deze spottende menigte, die zich tegen Hem gekeerd heeft, als mensen, als mede-kinderen van zijn Vader zien en vraagt zijn Vader om hen te vergeven voor wat zij in dit moment doen.


  Om nog meer pijn te doen wordt boven zijn hoofd een bord opgehangen met de tekst "Jezus van Nazareth, Koning der Joden". Kunt u zich iets cynischer voorstellen dan om boven het hoofd van iemand die de meest smadelijke dood sterft die in die tij mogelijk was een boord met "Koning" boven het hoofd te plaatsen. Wanneer u de ogen sluit en probeert het beeld van Golgotha voor ogen probeert te halen ziet u dan iets koninklijks? Of ziet u alleen maar een mens die door toedoen van anderen te gronde gaat?

  Dan gebeurt het, daar op die kale berg, even buiten de stad Jeruzalem. Eén van de twee mensen die samen met Jezus gekruisigd zijn ziet Hem en weet het; dit is de echte Koning. Letterlijk waren hun handen door het vastgebonden zijn aan het kruishout al naar elkaar uitgestoken. Figuurlijk steekt deze man nu ook zijn hand naar Jezus. Hij weet, hij voelt het, deze mens kan mij redden. "Jezus, gedenk mij, wanneer Gij in uw Koninkrijk komt". Het lijkt ons bijna onmogelijk dat iemand die zelf zo moet lijden tot zo een geloofsbelijdenis komt.

  De reactie van Jezus is koninklijk. Er wordt geen discussie gehouden over het verleden van de man. Geen verhalen van; eigen schuld, dikke bult. Nee, Jezus is heel resoluut in zijn antwoord. Geen vage beloften van ik zal wel een goed woordje voor je doen, of ik zal zien wat er nog te regelen is. Hij zegt: "Ik beloof je, vandaag nog zal je bij mij zijn". Bij mij in het paradijs schrijft de oudere vertaling er bij. Ook van Jezus is dit een geloofsbelijdenis, ondanks alles wat er gebeurt, weet Hij dat dit niet het einde is.

  Wij leven nu een kleine twee duizend jaar later. Wanneer wij bidden beginnen wij vaak met de woorden "Onze Vader". Daarmee spreken wij dan meteen uit dat wij Jezus onze broeder noemen. Dat wij ook het koninklijke met ons mee­dragen dat Jezus bezat, ook als bij ons het water aan de lippen staat.

  Maar voelen wij ons niet veel vaker in de plaats van de misdadiger die naast Jezus aan het kruis hing? Geplaagd door alles wat wij fout deden en doen. Geplaagd door onrecht wat ons overkomt. Ik denk hierbij aan zaken zoals ontsla, ziekte, ruzie binnen de familie en noemt u maar op.

  Ik denk dat er in het verhaal uit de Schrift dat wij vanavond gelezen hebben voor ons een plaats en een taak is om zowel als Jezus zowel als de misdadiger te zijn. Zij waren eerst door het kruishout gedwongen om de handen naar elkaar uit te steken. Daarna werden hun handen een gebaar van liefde naar elkaar toe. Wij mogen ook de handen naar elkaar uitsteken. Daarbij mogen wij tegelijker­tijd misdadiger en koning zijn.