Meditatieviering in de adventstijd                               19 december 2002

 

Teksten:

Jesaja 60: 1 - 5

Johannes 1: 1 - 13

 

 

“God heeft zich teruggetrokken in de hemel en de deur achter zich dicht ge­daan”. Woorden van deze strekking sprak de Paus enige tijd geleden. Het zijn                verbijsterende woorden. Als dit waar is, als God zich niet meer met de aarde en met ons bemoeit dan betekent dit dat wij er zelf voor staan om de aarde met alles er op en er aan te besturen en te beheren. Willen we dat en kunnen we dat? De geschiedenis leert ons dat het menselijk handelen niet altijd even succesvol is geweest voor de aarde en haar bewoners; en dat is dan nog heel zachtjes uitgedrukt.

In de meditatieviering van vorige week hoorden wij het verhaal van de schepping. Nog voor de zon en de maan geschapen werden door God maakte Hij al een scheiding tussen licht en duisternis. God heeft de duisternis niet ver­nietigd. Licht en duisternis zijn vanaf het begin van de schepping in gevecht met elkaar. Pas bij de voltooiing van de wereld zal er geen duisternis, geen kwaad meer zijn. Nu is er nog de spanning tussen goed en kwaad. De aarde die de mensen voedt door wat zij voortbrengt kan ook de mensen vernietigen door natuurgeweld. Volken kunnen in vrede naast elkaar leven maar zij kunnen elkaar ook uitmoorden in een oorlog. Mensen kunnen elkaar liefhebben of elkaar haten.


 

Het tekstgedeelte dat we uit Jesaja gelezen hebben is geschreven in een duistere tijd. Een deel van de ballingen is uit Babylonië teruggekeerd in Israël. Daar worden zij echter niet met open armen ontvangen door dat deel van het volk dat niet in ballingschap geweest is maar in Israël is blijven wonen. Het botert niet tussen beide groepen van het volk. Het volk leeft in duisternis, het volk is God kwijtgeraakt. En dan kondigt de profeet de komst van het licht aan. De gelezen verzen zijn een explosie van licht dat de duisternis zal overwinnen. Het is een licht voor iedereen. Het heeft een aanzuigende werking op volken en koningen en zij zullen naar het licht toe komen. Na de duisternis zullen de harten weer vol vreugde zijn. Het volk mag dan God uit het zicht verloren hebben, God houdt zijn volk wel in het oog en geeft in de diepe duisternis licht, geeft hoop.

Johannes begint zijn evangelie met de woorden 'In den beginne', woorden die ons onmiddellijk doen denken aan het scheppingsverhaal uit Genesis 1. Het gaat ook hier om een schepping van God, een creatief aanwezig zijn in de wereld. Het woord is een verschijningsvorm van God. Het woord is de goddelijke kracht waardoor de wereld is geschapen. Het woord is een schepping van God, het is niet God, maar Gods 'liefste kind'. Het gaat Johannes in de proloog in de eerste verzen om de werkelijkheid van Gods scheppingswoord, zoals dat - volgens Genesis 1 - in het begin heeft geklonken en waardoor Hij niet alleen alle dingen heeft geschapen maar ze ook - in zijn wijsheid - een richting wees. Pas daarna spreekt Johannes over het menselijk vlees waarin het scheppingswoord een woning heeft gemaakt. In Jezus is de kracht van Gods schepping op een nieuwe en unieke manier werkzaam. Jezus brengt ons weer terug tot de oor­spronkelijke scheppingsbedoelingen van God met deze wereld. In het woord, in Jezus, wonen leven en licht. Leven is de kracht van het bestaan; licht is het perspectief en de intensiteit van het bestaan.

Maar de duisternis heeft het licht niet gegrepen. De wereld heeft Gods licht en leven niet aanvaard. Onze wereld, de natuur en de mens, voegen zich in de hun geschonken vrijheid niet vanzelfsprekend naar Gods bedoelingen, we gaan onze eigen wegen en prefereren maar al te vaak het duister boven het licht. In de persoon, het werk en de woorden, van Jezus schijnt Gods licht weer in onze duistere wereld om ons terug te brengen tot Gods oorspronkelijke scheppings­bedoelingen, maar de duisternis neemt zijn licht niet aan.


 

Dan komt Johannes de Doper. Een profeet die enerzijds in de traditie van de profeten van het Oude Testament staat en anderzijds het licht verkondigt dat nu onder ons is. Net als Jezus is hij een gezondene. Maar hij is niet het licht zelf, zoals Jezus. Johannes wijst op het licht. Profeten zijn nu eenmaal niet meer (en niet minder!) dan manen die het licht weerkaatsen en geen zonnen die het licht zelf produceren. Jezus daarentegen straalt zelf het licht van binnenuit uit. Hij is licht in licht.

Johannes moest getuigen van het licht, dat ieder mens verlicht en in de we­reld kwam, maar de mensen hebben het licht niet aangenomen. Maar die het licht wel hebben aangenomen, heeft hij het vermogen gegeven om kinderen van God te worden. Het licht wordt ons aangeboden en wij kunnen beslissen of wij het aannemen of verwerpen.

Gods scheppingskracht was er al voor de schepping van de wereld. Deze kracht is nog steeds werkzaam in de hele wereld. Volgens Johannes werd deze kracht op een heel bijzondere wijze in Jezus werkzaam bij zijn doop door Johan­nes de Doper. Vanaf dat moment trad Jezus op als Christus. Dan gaat zijn goddelijke missie stralen als een helder licht.

“God heeft zich in de hemel teruggetrokken en de deur achter zich dicht gedaan”. Dit mag en kan niet waar zijn. De schepping, en dus ook wij, kunnen niet zonder de kracht en het licht om weer op zoek te gaan naar Gods oor­spronkelijke bedoelingen, om mensen een nieuw leven te bieden: een eeuwig­heidsleven, een leven met eeuwigheidskwaliteit, een leven met en in God.

Wij leven, net als het volk Israël in een donkere tijd. Soms bekruipt je het gevoel dat de wereld geregeerd wordt door angst. Angst voor terreur, angst voor oorlog, angst voor een milieuramp, angst voor . . . . .vult u verder zelf maar in.

Zal er in onze tijd ook een profeet zijn die ons een explosie van licht aankon­digt?

Ja, die profeet is er. Hij verkondigt niet alleen het licht, Hij is het licht. Licht dat ons voedt en stuurt als we het grijpen en vasthouden. Over een paar dagen gedenken en vieren wij de geboorte van dit licht dat door God aan ieder wordt geschonken, wordt aangeboden, in het verleden, nu en in de toekomst.