Meditatieviering in de adventstijd                               16 december 1993

 

Teksten:

Job 3: 1 - 6

Hebreeën 11: 8 - 19

 

 

Deze derde advent, advent op weg naar het kerstfeest, en dan Job er bij halen, kan dat, mag dat? Kerstfeest, het feest van de blijheid en het licht, gaat dat samen met de inktzwarte duisternis waarin Job zich bevindt?

Job als symbool van de pure ellende die een mens overkomen kan. Job de mens zonder toekomst. hebben we soms niet allemaal wel eens dat gevoel. Er gebeuren dingen waar je totaal geen vat op hebt, waar je ook totaal geen schuld aan hebt. Dat kan zo benauwend zijn, je zo in beslag nemen, dat je ook niet meer aan de toekomst durft te denken. Het kan je collectief, als groep, of als heel volk overkomen wanneer je het onrecht om je heen ziet. Het kan ook heel privé zijn in een relatie met iemand die je lief hebt. Op zo'n moment heb je misschien het gevoel om, figuurlijk, de deur uit te stappen en in het duister naar Job toe te gaan en te zeggen: "Hé, schuif eens een stukje op, dan kom ik naast je zitten".

De gemeente van de Hebreeën moet in een soort zelfde moedeloosheid zijn terecht gekomen toen zij deze brief ontvingen. Zij stonden bloot aan een toene­mende vijandigheid en vervolging. Twijfel kreeg de overhand. wat was er tot nu toe tercht gekomen van al de beloften? Waar bleef de terugkeer van Jezus, de Messias? Is alles niet tevergeefs, zullen we het bijltje er maar niet bij neergooi­en? Er is toch geen toekomst meer!


 

De schrijver van de brief onderkent dit gevoel en probeert te helpen. In dit hoofdstuk, hoofdstuk 11, verwijst hij naar getuigen van het geloof uit het Oude Testament. Eén ervan is Abraham, de stamvader van het volk Israël. De man ook met durf en moed en vooral met geloof. Abraham, de mens die durft te leven van de beloften van God. Ook wanneer het keer op keer fout dreigt te gaan, wanneer het naar menselijke maatstaven afgelopen is. Hem is een groot volk beloofd maar sara en hij krijgen maar geen kinderen totdat op een "onmen­selijk" hoge leeftojd het wonder toch gebeurt. Zelfs dan dreigt het weer fout te gaan. Hij wordt gevraagd zijn enige zoon, zijn voortleven in de toekomst te offeren. Toch heeft hij dan zoveel vertrouwen in zijn God dat hij gehoorzaamt. En God laat hem niet in de steek. Maar bereikt hij zijn doel, zijn toekomst­droom, een groot volk dat woont in stenen huizen? Nee, Abraham blijft zijn hele leven een vreemdeling in het land waar hij woont, niet in een stenen huis maar in een tent, alsof hij altijd op reis is. Maar hij houdt altijd het verlangen naar en het geloof in iets beters, dat is het hemels vaderland.

De schrijver van de brief aan de Hebreeën heeft duidelijk een lijn getrokken van de aartsvaders naar henzelf. Middelpunt van deze lijn is Jezus, de mens die als geen ander naar de toekomst toe leefde, niet alleen voor zichzelf, maar voor iedereen. Wij mogen in deze tijd die lijn naar ons door trekken, ook voor ons is er toekomst. misschien zullen we net als Abraham en vele anderen ook onze idealen niet nu verwezenlijkt zien. Maar door het geloof, hoe onbegrijpelijk dat soms ook mag zijn, hebben ook wij uitzicht op een hemelse toekomst.

Laten we nog even teruggaan naar Job in het duister. Als we dan daar zo zitten en je kijkt op dan zie je het misschien ook. Hé Job, kijk eens, die ster daar, die straalt toch al veel helderder dan gisteren. En kijk eens naar het oos­ten, daar begint het al een beetje licht te worden. Kom, geef me je hand, sta op, dan gaan we op weg. Op weg naar het Kind dat ons toekomst geeft.