Meditatieviering
in de 40-dagentijd
14
maart 1996
Lezingen:
Lucas 23: 27
- 31
Jeremia: 31:
15 17
Ieder jaar
weer is er een spanningsboog tussen Aswoensdag en Pasen. Het feest van
de
Opstanding, over de hobbels van het lijden.
Deze weg van
hobbels
en lijden ging ook Jezus als mens, zoals wij mens zijn. In het
Lucas-evangelie,
dat wij zojuist gelezen hebben, lezen wij:
`Langs de
kruisweg die Jezus ging, volgden Hem een grote volksmenigte, waaronder
ook
vrouwen.`
Vrouwen waren
het ook die Hem geheel zijn openbare leven gevolgd zijn, en die voor
Hem
gezorgd hebben. Vrouwen die van Jezus hebben gehouden. Zij waren er ook
nu, nu
Jezus met zijn kruis door de straten van Jeruzalem gaat. De vrouwen
wenen want
zij weten, dat de Man van het Kruis onschuldig is. Jezus keerde zich
tot de
vrouwen en sprak:
`Dochters van
Jeruzalem, weent niet over Mij, maar weent over Uzelf en over uw
kinderen.`
In al zijn
pijn en vernedering troost Jezus hen. De verworpen en gewonde mens
Jezus heeft
oog voor het verdriet van de vrouwen en bemoedigt hen. Zelf houdt Jezus
zich
sterk en laat zijn eenzame strijd niet zien.
Hij treurt
ook om Jeruzalem, een stad gebouwd als een visioen van vrede.
Jeruzalem, stad
van verdeeldheid en onvrede.
Toen - en ook
nu nog - volgen vrouwen Jezus op de weg van het Kruis. Laten we
stilstaan bij
die vrouwen die de onderdrukking met alle gevolgen van dien, niet
kunnen
verwerken en aanvaarden.
We denken met
name aan de Dwaze Moeders van de Praza in Argentinië; de vrouwen in
Bosnië en
Tuzla, die er niet meer tegen-op-gewassen zijn en niet langer kunnen
zwijgen
over het onrecht dat hen wordt aangedaan. Ook zij staan langs de weg,
kijkend
of zij hun mannen, zonen zien komen.
We denken aan
die vrouwen die verdrukking zčlf bestrijden door niet passief te
blijven; we
kijken naar hen die medelijden hebben omgezet in daadwerkelijke
solidariteit,
en zij die als buddy`s de ernstige zieke medemensen helpen in de
laatste fases.
Hoe worden
wij geraakt door mensen?
Hoe gaan wij
om met verdriet, boosheid en onrecht?
Blijven wij,
net als Jezus, omzien naar de medemens?
Bij Jeremia
hebben we gelezen: `Er is hoop voor de toekomst`. Jezus heeft ons die
hoop
gegeven, omdat Hij ons het leven heeft voorgeleefd. Het doet ons
beseffen, dat je
niet alléén gaat. Sámen op weg zijn werkt verlichtend naar twee kanten;
er is
altijd hulp van de een aan de ander, van de ander naar de een.
Betekent mijn
met U meegaan dan werkelijk hulp voor U, Heer, is mijn handreiking aan
de
medemens een steun, hoe klein en bescheiden ook?