Meditatieviering adventstijd                                         10 december 1992

 

Teksten:

Psalm 78: 12 - 16

Marcus 1: 1 - 8

 

 

Johannes bereidde de weg voor. Dat moet geen gemakkelijke taak geweest zijn. Tegen de mensen zeggen, luister, zoals het nu gaat kan het niet langer. Je moet je omkeren, of om een wat in on­bruik geraakt woord te gebruiken, je moet je bekeren. Hij vraagt de mensen om hun zonden te belijden en zo hun oude leven achter zich te laten. Als teken ven deze reiniging doopt hij ze. Met water wordt symbolisch het oude leven weggewassen, om zo iets nieuws te beginnen. Zo, losgemaakt van wat je hindert, zijn de mensen klaar om te ontvangen dat wat na Johannes komt. Want, zegt hij, ik ben slechts een nietig begin. Hij, Jezus, die na mij komt, daar gaat het om.. Ben je door mij al zo enthousiast geworden dat je je met water liet dopen, Hij zal je dopen met de Heilige Geest, en dan sta je pas echt in vuur en vlam.

Johannes moet heel overtuigend op de mensen zijn over­gekomen. Marcus schrijft "het gehele Joodse land en alle inwoners van Jeruzalem" lieten zich door hem dopen. Lucas gaat nog verder en vertelt dat het volk overlegt of Johan­nes misschien de Christus is, maar Johannes blijft de nederigheid zelf. Zichzelf cijfert hij weg en richt alle aandacht op Jezus, de Messias, die na hem komen zal.

Het is niet niks wat Johannes presteert. Wie zou er niet jaloers zijn op wat hij bereikt. Hoe zou Johannes aan zo'n sterke per­soon­lijkheid ge­komen zijn. De bijbel vertelt ons dat hij, voor zijn prediking, in de woestijn verbleef. Daar, in de eenzaamheid en de stilte, heeft hij ontdekt wie hij zelf is en wat zijn band met God is. Daar, ontdaan van alle onnodige ballast, heeft hij zich voor­bereid op het werk dat hij te doen heeft. De bijbel geeft meer voorbeel­den van mensen, en zelfs van een heel volk, het volk Is­raël, die in de woestijn op zoek zijn naar God en naar de eigen identiteit, om zich zo op de toekomst voor te berei­den.


 

Als wij de lijn van Jesaja naar Johannes doortrekken naar ons zelf in deze tijd, wat heeft dit eeuwenoude verhaal ons dan te zeggen? Weten wij ons aangespro­ken door de woorden van Johannes en keren wij ons om naar de weg die hij ons wijst? Hij zegt ons dan wel om de zonden achter ons te laten, om zo, ontdaan van alles wat ons kan hinderen, het Kind in de kerststal te ontvan­gen.

Durven wij, net als Johannes, een wegbereider te zijn? Willen wij anderen de weg naar Jezus wijzen en ze op deze weg helpen? Kunnen we dat, durven we dat? Misschien moeten we net als Johan­nes en vele anderen voor ons eerst de woestijn in, op zoek naar God en naar ons zelf. Juist in deze dagen, waarin de winkels vol liggen met kerstspullen die ons alleen maar afleiden van waar het kerst­feest echt om gaat, is het goed om de stilte in je zelf te zoeken. Om je zo voor te bereiden op wat komen gaat en wat je taak daarin is.

Maar de stilte van de woestijn schrikt af. We zijn bang voor de eenzaamheid en de stilte. Maar we zijn er niet alleen. Hij, de Almachtige God, is er. Overdag beschermt hij ons tegen de bran­dende zon, misschien symbool voor de kritiek die wij als Chris­tenen vaak krijgen. In de nacht gaat hij ons voor in een vuurko­lom, symbool voor onze onzekerheid. Zo gaat Hij met ons op weg naar het Kind in de stal.